De hedendaagsche schriftcritiek in haar bedenkelijke strekking voor des levenden Gods - pagina 43
rede bij het overdragen van het rectoraat der Vrije Universiteit gehouden den 20sten October 1881.
43
En
zoo
en
ben
zoo
ligt
dan aan het einde van mijne taak gekomen, M, H.,
ik
mijn
tegen
protest
drieledig
men op het erf der gemeente, Semitische philologen, maar dat men in den tempel
en
d|,eelen
losgeplozen,
nisme
geremodelleerd
u
verwoesting
u
getoond,
Zoo
meen, met logische gestrengheid
ik
blinddoek
zonder
zien
Ik
voor
noch
vergoelijk
wekken
waarom zou ver kwam,
m
bij
den
dat
bewustzijn,
stille
de oogen, de critiek in het
goedpraat
met
en
;
volko-
onwrikbaar vast sta
nochtans
van de ingeving van den Geest. Dit
verbazing
bereid,
het
in
dit
eerlijke wetenschappelijke consciëntie
in de belijdenis
be-
te
mijn eigen belijdenis van de Heilige
deed vingeren
of
niets
;
den schijn van geestelijke lafheid niet
onverholen
uiteengezet.
aangezicht
door dit critisch vandalisme wordt aange-
die
om
en
cordaat
Schriftuur
men
naar philosophische h3rpothesen haar orga-
toen heeft.
richt; en daartegenover,
ik,
haar
in
de encyclopaedische én de dogmatische én de gemeenterechtelijke
ik én
loopen,
met zoo weinig kiesche hand,
sparen de Heilige Schrift gekorven,
zonder
zoo
als
Christengodgeleerden
als
zelf der Sancta Theologia,
roekeloos,
dit afgekeurd dat men
niet
dat
heb
Schrift-
dan beteekend. Niet dit heb ik gewraakt dat men buiten, maar
critiek
zoo
hedendaagsche
de
zal, ik
ben er op voor-
één, bitterheid bij den ander,
maar
het recht tot spreken worden betwist, waar het reeds zóó
ij
dat zelfs de verstgaande schriftanatomen
meê door belijders van
Jezus worden bewierookt. God de Heere schonk mij nu eenmaal den moed
van mijn overtuiging, en Grieken een volslagen kelend
(TY,óf.vSaXov
volk
lieve
nu
al
moge
^w/Jtot
zijn,
ik
achttien
overtuiging dan ook onzen modernen
die
dunken en voor ons ethisch
blijf
er mij
eeuwen
ze
Israël een prik-
aan vastklemmen, gelijk
omhelsd
heeft, als
al
Gods
Auucx/xtg ro6 0o5,
een kracht van God ons gegeven, niet tot streeling van onzen hoogmoed,
maar
tot vastzetting
En neem
van ons
heil.
ik hiermee afscheid zoo van mijne-
ponenten, dan roep ik den modernen onder onze
moderne
critici toe
:
als
ethische op-
„Bij
u
is,
al doolt
ge mijns inziens, nogtans de strenge consequentie; de Schrift een schrift als
andere boeken, geheel menschelijk ontstaan
meer,
ratie
geen
roepen, en heel
schap
„Smelt
naam
Tot
belijden,
af het wijsgeerig
uw
geloof
meer
van
de Sancta Theologia
der religie".
heiligen
van
sprake
nog
de
leven,
die
alliage
broedersen;
zekerheid
in
de weten's
Heeren
hen zeg
ik:
van het zuivere goud dat in de kern
Laat het
waar immers ook uw
tot
inspi-
om
ethischen daarentegen; omdat ze
ziel in
met dat hinken op twee
uit zijn
vorm
elkaar uitsluitende beginselen. Kiest weer een lijk
maar dan ook geen
gemetamorphoseerd
nog steeds mijn
schuilt.
;
uitverkorenen
zwelgen
hebt erbarmen met de diep Gekrenkte, omdat ze
is
wil.
die past bij het heer-
Bovenal, hebt deernis,
de gemeente des levenden
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1881
Abraham Kuyper Collection | 64 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1881
Abraham Kuyper Collection | 64 Pagina's