Tractaat van de reformatie der kerken - pagina 184
ONDERSCHEIDING TUSSCHEN DE WARE EN VALSCHE KERK.
I/O
dan zouden ze niet het fanatisme van ingebeelde zuiverheid, maar den ernst van het dringend vermaan tegen deze gruwelen hebben overgesteld. Maar te dweepziek van aard, te veel in gemoedsoverspanning levende, hebben én de Donatisten, én de Katharen, én de Brownisten, én de Labadisten, en wie niet al, steeds den inhoud van het vischnet vóór zijn tijd willen schiften, en onveranderlijk is de schoone hoop van hun heilig bedoelen in bittere teleurstelling, niet zonder verflensing van hun eigen geloofsfrischheid, ondergegaan. En dit kon niet anders. Immers in vierderlei opzicht gingen ze 0. vergaten ze, feil dat de echtheid van het werk Gods in de ziel zich toch niet uitwendig beoordeelen laat; 2^. dat de bedeeling, waaronder we tot op onzen dood verkeeren, het gedurig invloeien van de zonde in het heilige, naar Gods ondoorgrondelijke toelating, nog niet uit-, maar vooralsnog steeds insluit; 3''. dat de uitverkorenen een tijdlang in de kerk verkeeren kunnen, alvorens ze uit den dood in het leven worden overgezet; en 4^ dat de personen het voorbijgaande en wegstervende zijn, maar dat de kerk blijft. Alle Hervormers, en met name Calvijn, hebben dan ook steeds dit 1
:
Donatistisch streven, uit volle overtuiging bestreden. „In het dragen, zegt
van de onvolkomenheden der leden, moet onze inschikkelijkheid want het pad is zoo glibberig en de kunstgrepen van om ons ten val te brengen, zijn zoo sluw. ... En zegt men,
Calvijn,
zeer verre gaan
Satan dat
het
toch
;
ondragelijk
ongerechtigheid
in
en onuitstaanbaar is, zooals de pest der de kerk des Heeren voortkankert, dan vraag ik,
of het gevoelen der Apostelen hen dan niet bevredigt? In de Corinthische gemeente waren er niet slechts enkelen, die in zonden waren gevallen,
maar schier het geheele lichaam der oemeente was krank; maar een enkele zonde, die er woekerde, maar velerlei
het was niet
ongerechtigheid;
en
maar
gruwelen;
geen
dat
zonden
van
mindere
beduidenis,
waren verdorven, maar verderf was ook ingeslopen in de leer. En wat doet nu de heilige Apostel, tolk des Heiligen Geestes, met wiens oordeel de kerk staat of valt? Raadt hij scheiding aan? Sluit hij hen van Christus uit ? Werpt hij den banbliksem onder hen ? Niets van dit alles, maar omgekeerd en integendeel erkent hij hen nog voor een kerke Christi en eene verzameling der heiligen !" „Zie vreeselijke
en
niet
alleen de zeden
—
het aan Christus zelf en zijn jongeren
waren
de
schilderingen,
die
!
—
Schrikkelijk en gruwelijk
de propheten Jesaia, Jeremia, Joel en
Habakuk ons geven van de zonde der Jeruzalemsche kerk in hun dagen. Onder het volk en onder de overheden, onder de priesters zelf
was
alles
dermate verdorven, dat Jesaia
niet aarzelt
om
Jeruza-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1884
Abraham Kuyper Collection | 226 Pagina's
![Tractaat van de reformatie der kerken - pagina 184](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/tractaat-van-de-reformatie-der-kerken/1884/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1884
Abraham Kuyper Collection | 226 Pagina's