Contra-memorie in zake het Amsterdamsch conflict - pagina 33

§ 9. DE KERKVOOGDIJ TEGENOVER HET BESTUURSCOLLEGE.

31

Synodale (Ie Kerkeraacl, had hij ook in Beheerszaken in het gewone verband gestaan, telkens mededeeling van zijne Beheersregeling aan het alsook dat het Classicaal ('lassicaal Restuur had behooren in te zenden Bestnur, bij verzuim hiervan, den Kerkeraad had hehooren te manen. Nu 1859 en 1869 als daarna de Kerkeraad hieraan ook echter zoomin in maar gedacht heeft, en de noodige goedkeuring niet hooger ojj, maar omlaag bij de Gemeente Leeft gezocht; en het Classicaal Bestuur noch in 1859, noch in 1869, noch in 1870, noch in 1875 hierop aanmerking heeft gemaakt; en niettemin steeds voortging geldelijke betrekkingen met de zoo moet hieruit afgeleid, dat noch de KerKerkvoogdij te onderhouden keraad noch het Classicaal Bestuur de bemoeiing van den Kerkeraad met het Beheer dusver ooit had opgevat als geklemd liggende in den gewonen Imnd der Synodale organisatie. Uit alle welke feiten ten duidelijkste blijkt, dat de Kerkeraad het recht tot Beheersregeling en van toezicht op het Beheer niet bezat krachtens eenige reglementaire bepaling, maar uitsluitend door opdracht van en als zoodanig zich bij analogie slechts in zooverre Gemeente de naar de bepalingen der Synodale Reglementen gedroeg, als hij dit zelf met het oog op de hem toevertrouwde belangen geraden achtte. Iets wat als „het voeren van een dubbele qualiteit" bekend, door den heer Mr. J. A. Molster in zijn meermalen aangehaald rapport van 9 „De Januari 1873 niet onjuist met deze woorden wordt toegelicht voorbeelden zijn niet vreemd, dat aan autoriteiten vrijwillig door belanghebbenden gezag wordt verleend, dat zij konden weigeren, maar in het belang der zaken zich getroosten. Ook hier is hel mandaat vrijwillig aangenomen'' Odut

;

;

;

:

J)e

§ 9.

Kerkvooydij tegenover het Bestuurscollege.

welke verhouding slond de Kerkvoogdij tegenover den Kerkeraad qualiteit van Besluurscollege"/ In de Kerk van 's-Gravenhage (om door verwijzing naar elders hetgeen te Amsterdam dooreengestrengeld ligt, zuiver te scheiden) in de Kerk van 's-Gravenhage staat het Beheer geheel buiten den Kerkeraad en staat de Kerkeraad naast de Kerkvoogdij. Beteekent dit nu, dat de Kerkvoogdij van 's-Gravenhage naar eigen goedvinden de kerkgebouwen al dan niet ten dienste mag

In

in

zijne

godsdienstoefeningen, die door den Kerkeraad worden neen. De kerkgebouwen hebben een-e bestemming. Die bestemming is, te dienen voor de samenkomsten der Gemeente en welke en hoe vele die samenkomsten zijn zullen, staat ter beslissing den Kerkeraad. Beteekent het dan aan het geestelijk Bestuurscollege misschien, dat heeren Kerkvoogden dan toch, hallen het kader dezer godsdienstoefeningen, de kerkgebouAven in gebruik mogen afstaan aan wie hun goed dunkt ? Ook dit niet althans niet zonder beding. En men herinnert zich dan ook, hoe nog voor korten tijd het gebruik der KloosOt terkerk zelfs voor het houden van een ure des gebeds geweigerd is. stellen

van

ingericht ?

de

Stellig

;

:

;

O

Ingekomen stukken,

u".

610. B.

blz.

5.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen