Uit de diepte - pagina 181

175

met de grootste murmureering verdraagzaamheid.

en met de verachting zijner

Met stoute woorden durft het volk den Heere aan te spreken; in de profetie van komende oordeelen beschuldigt het den Heere van onrecht en men tracht zichzelven te verdedigen. Zie het bewijs hiervan in Hoofdstuk 2 17 en 8:8: »Gij vermoeit den Heere met uwe woorden nog zegt gij Waar:

;

:

mede vermoeien wij Hem? Daarmede, dat gij zegt: Al wie kwaad doet, is goed in de oogen des Heeren en Hij heeft lust aan zoodanigen; of, waar is de God des oordeels?" en 3 8: »Zal een mensch God berooven? maar gij berooft Mij en zegt: Waarin berooven wij U ? In de tienden en in het hefoffer." In plaats van woorden der diepe zelf beschuldiging, in plaats :

van het roepen pleit

men

tot

zichzelven

den Heere om genade en schuld vergiffenis vrij en daarom juist werpt men op den ,

Heere al zijne schuld terug. Langen tijd had Jehovah dit verdragen! Niet, alsof Hij het niet hoorde! Neen, Hij schreef het ook in zijn gedenkboek, maar Hij was lang van toornigheden, d. w. z. Hij stelt nog :

een

langen

tusschen het bedreigen en het uitvoeren der

tijd

bedreiging. Eindelijk wordt het den Heere te sterk.

Uwe woorden

zijn tegen Mij te sterk geworden, d.w.z.: Uwe woorden, o zondig volk, doen Mij geweld aan; zij over-, w e 1 d i g e n Mij zooals er eigenlijk staat. En als nu door den mond des profeten deze zware beschuldiging door den Heere wordt ingebracht tegen het zondig volk, bukt het zich dan neder in het stof? Roept het nu uit: »o Heere, als het zoover is gekomen, dat onze ongerechtigheden tegen ü vermenigvuldigd zijn en onze woorden ü overweldigen, er een einde komt aan uwe lankmoedigheid en straks de fiolen uws toorns over ons zullen worden uitgegoten; red ons nog en doe verzoening over onze zonden om uws naams wil?" Niets van dit alles, mijne hoorders! Noch de lankmoedigheid des Heeren noch de aankondiging van het einde dier lankmoedigheid verteedert het hart. Hoor het antwoord des zondigen volks op de zware beschuldiging des Heeren: »maar gij zegt: Wat hebben wij tegen U gesproken?" Zie de doorwerking van de zonde uit het paradijs, die voortdurend in het menschelijk hart zetelt: de zonde ontkennen in haar wezen als schuld tegen God! ,

,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen