GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de diepte - pagina 355

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de diepte - pagina 355

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

:

349 duurde, totdat het morgenrood door de wolken heenzag, dat Hij hem niet overmocbt, roerde Hij het gewricht zijner heup aan, zoodat Jakobs heup verwrongen werd. De Zoon Gods zeide » Laat Mij gaan; want de dageraad is opgegaan." Maar Jakobs antwoord was beslist 3>Ik zal U niet laten gaan, tenzij Gij my zegent." En de Engel des Heeren zeide: »Hoe is uw naam?" Niet alsof Hij niet wist, hoe zijn naam was; maar om gelegenheid te hebben tot verandering van Jakobs naam, tot een blijvende gedachtenis aan dezen strijd. Het antwoord was: »Jakob." En nu mocht het troostwoord vernomen worden: »Uw naam zal voortaan niet Jakob heeten, maar Israël, d.i., karapvechter Gods; want gij hebt u vorstelijk gedragen met God (in deze worsteling) en met de menschen (toen gij Laban wederstondt) en hebt overmocht; gij hebt de overhand behouden." Dit is menschelijkerwijze gesproken. De Heere had zich laten overwinnen, om Jakob te verzekeren van een goede uitkomst bij het dreigend gevaar; maar Hij kwetst Jakob daarbij om hem te laten zien: »Ik heb het u gewonnen gegeven." Jakob begeerde nu in dit alles bevestigd te worden, door te vragen naar den naam van den man, die met hem geworsteld had. De afslaande wedervraag luidde: » Waarom is het, dat gij naar mijnen naam vraagt?" Toch zegende de Zoon steling

Toen de Heere

brak.

:

Gods Jakob aldaar. Jakob, thans Israël geheeten, weet nu genoeg, al had de Engel zijn naam niet genoemd. Hij noemde die plaats Pniël; »want," zeide hij, »ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht, en mijne ziel is gered geweest." Jakob verwondert zich, dat hij niet door den gloed van Gods majesteit is verteerd. achten we onzen tekst te moeten opvatten. Wel zijn uitleggers van meening, dat hier alles geestelijk behoort verklaard; doch wij kunnen dat gevoelen niet deelen. Jakob heeft w a a r 1 ij k met God geworsteld, met den Zoon Gods, hier, gelijk meermalen in de dagen des Ouden Testaments, in engelengestalte op aarde gekomen. Maar wat heeft deze geschiedenis in deze ure tot ons te zeggen ? Jakob moest leeren, dat hij in eigen kracht niet verder kon trekken; dat zijne slimheid en zijne listen hem niet konden baten dat hij elk oogenblik de kracht des Heeren behoefde. Zie, hij had alle voorzorgen genomen om den gevreesden Ezau te ontkomen. Het geschenk is vooruitgezonden. Maar dit gaf hem geen rust. Zou de Heere zijne beloften wel houden? Hoe zou hij dan bestaan voor Ezau?

Zoo

sommige

;

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887

Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's

Uit de diepte - pagina 355

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887

Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's