Uit de diepte - pagina 343

337

naam van

Christus noemt sta af van ongerechtigheid." geneigd te denken, gelijk de ongeloovige Joden: sWij zijn toch Abrahams zaad; wij zijn toch Zion." Iets, dat bem nopen moest, zichzelven te onderzoeken en te beproeven, en genade te zoeken, dat misbruikt hij tot een oorkussen zijner vleeschelijke traagheid en zondelust. Daarom mag de mensch niet ongewaarschuwd blijven, opdat hij leere bedenken, dat, al wordt hij hier tot Gods kerk gerekend, dat het er op aankomt, of hij ook een levend lidmaat daarvan geworden is door de kracht des Heiligen Geestes. Daarom laat de Heere hier de goddeloozen en werkers der ongerechtigheid, de geveinsden en die niet ontkleed worden van hun ingebeelde gerechtigheid, gevoelen, dat zij, zoo zij alzoo blyven, geen deel in het rijk van Christus zullen hebben. De Heere zegt: j>Er zal een Verlosser tot Zion komen, namelijk voor hen, die zich bekeeren van de overtreding in Jakob, spreekt de Heere." o Mensch, wie gij zijt, mocht het onuitwischbaar in uwe ziele geprent worden, dat gij geen deel hebt in deze verlossing, zonder waarachtige bekeering. Dat is een allereenvoudigste waarheid. Die is door de gansche Schrift heengeweven. Maar vergeten wij lichter, wat onszelven en de praktyk niets van ons leven betreft, dan deze waarheid. Dat wij bekeerd het wordt wel beleden moeten worden rechtzinnigheid is er op dit punt genoeg. Maar juist de onaandoenlijkheid en zorgeloosheid daaronder bewijst, dat het ons geen geloofsstuk Want dan zouden wij er zeer is. mede zijn. Het is even onmogelijk, dat een onbekeerd mensch de zaligheid zou deelachtig worden, als dat een blinde zich in het licht zou kunnen verblijden, en een doove zich zou kunnen verheugen in het liefelijke gezang. » Op dezen zal Ik zien," zegt de Heere, »op den arme en verslagene van geest, en die voor mijn Woord beeft." Die waarachtige bekeering is nog iets anders dan een uiterlijke verbetering in den wandel, waardoor men zich metterdaad niet zoo meer aan sommige zonden schuldig maakt, en daarentegen op zichzelven goede dingen betracht, als het gehoor des Woords, matigheid en zedigheid. Dat kan zoo komen, dat kan aanwezig zijn, zonder waarachtige verootmoediging voor God, zonder verandering des harten, welke laatste toch zoo noodig is. Van Moab staat er, dat hij van zijne jeugd aan gerust geweest is en op zijne heffe stil gelegen heeft, en van vat in vat niet geledigd is, en niet gewandeld heeft in gevangenis daarom is zijn smaak in hem gebleven en zijn reuk niet veranderd.

den

]Jan

is

,

hij

,

;

werkzaam

;

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen