Uit de diepte - pagina 58
52
En
hij
haastte zich en
kwam
en ontving
af,
Hem
metWijd-
schap.
En tot
allen
,
die
het zagen
eenen zondigen
En Zachéüs
man
stond
,
murmureerden
,
ingegaan,
en zeide
om
tot
te
zeggende
,
:
Hij
is
herbergen.
den Heere
:
Zie
,
de helft
van mijne goederen, Heere! geef ik den armen, en indien ik iemand iets door bedrog ontvreemd heb, dat geef ik vierdubbel weder.
En
Jezus
zeide
tot
hem
:
Heden
is
dezen huize zahgheid
Abraham
geschied, nademaal ook deze een zoon van
Want zalig te
de Zoon des menschen
maken
is
gekomen
,
om
te
is.
zoeken en
dat verloren was.
Jezus ging door Jericho." In deze enkele woorden beschrijft de Evangelist den zegen, dit stedeke ten deel gevallen of is het niet daarvoor te houden, dat het ook van den Heiland geldt, wat wij aangaande den Heere lezen in den 65ste" psalm: »Uwe voetstappen druipen van vettigheid"? Jericho was de stad der palmboomen, de eerste stad der vyanden, die Israël in handen viel. Een eeuwige verwoesting werd zij ter prooi gegeven. Wij lezen ten opzichte van haar in Jozua 6, dat Jozua het volk Israels bezwoer met deze woorden: Vervloekt zij die man voor het aangezicht des Heeren, die zich opmaken en deze stad Jericho bouwen zal; dat hg ze grondveste op zijnen eerstgeboren zoon, en hare poorten stelle op zijnen jongsten zoon!" Eeuwenlang bleef Israël aan het woord des Heeren getrouw en bouwde Jericho niet weder, doch in de dagen van afval verminderde de vrees voor de vervloeking, door den Heere gesproken. En zoo komt het dan ook, dat wij lezen in 1 Kon. 16: »In zijne dagen, d. i. in die van Achab, bouwde Hiel, de Betheiiet, Jericho; op Abiram, zijnen eerstgeboren zoon, heeft hy haar gegrondvest, en op Segub, zijnen jongsten zoon heeft hij hare poorten gesteld naar het woord des Heeren, dat Hij door den dienst van Jozua, den zoon van Nun gesproken had." Welnu in deze stad heeft Zachéüs uit- en ingaande. zijne woning; hier vertoeft hy Hij wordt een man genoemd, vers 2, zeker in overeenstemming met hetgeen in hetzelfde vers later van hem wordt bericht. Hij is ryk, om zyne goederen in aanzien, al bekleedt hij een ambt, door eerwaardige Israëlieten zoowel als door de heffe des volks geminacht, ja verafschuwd. Dit ambt zou ons reeds doen onderstellen, zoo het ons al niet afzonderlijk was mede»
ons
;
3>
:
,
,
,
,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's
![Uit de diepte - pagina 58](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/uit-de-diepte/1887/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's