Uit de diepte - pagina 611

605 van die

zonde

en

het wonderlijke der genade Gods, die tot

bekeerng lokte en bracht. Toen vóór eenige dagen een der uitgetreden leeraren het aanzag, dat zijn have en huisraad door ruwe handen buitendeur geworpen werd en zijne woning toegespijkerd, toen dacht hij aan zijne zonde, dat hij met zijne gemeente zoolang had toegelaten, dat ruwe handen zich vergrepen aan het eigendom des Heeren en heerschten in het huisgezin der kinderen Gods, hetwelk is de gemeente, en zijne ziele werd hierdoor in ootmoed stil. Dit besef zij ook de troost der gemeenten, die beroofd worden van hare goederen en rechten. Och, wij hebben zoolang den Heere beroofd van zijne rechten, en het aangezien dat zijn schepter en kroon werden vertreden, dat wij het verdiend hebben, dat ze ons vernederen en krenken wij hadden om onze en onzer vaderen zorrde wel geeseling en dood verhoezeer spaart ons de Heere diend, En nog wat al zonden in ons midden. Wat al vadsigheid en traagheid in het benaarstigen wat al geldgierigheid welk ;

—

•

—

!

;

;

een eerzucht; hoeveel liefdeloosheid en onbarmhartigheid!... Ach, een onbarmhartig oordeel mocht wel over ons gaan Laat ons, gemeente Christi! onze wegen onderzoeken en doorzoeken en met belijdenis van al onze zonden wederkeeren tot den Heere. Hij ontfermt zich over zijn schaamroode kerk uit eeuwige liefde in onbezweken trouw Of zal iemand zeggen laat de kerk des Heeren liever haar tijdelijk goed bewaren dan om Christus' eere en recht verlies lijden en scheuring ondervinden; laat ons liever met belydenis van zonden voorhands blijven in die zonden? !

!

:

Zoo gij u bekeeren zult, Israël! spreekt de Heere, bekeert utot Mij, en zoo gy uwe verfoeiselen van mijn aangezicht zult wegdoen, zoo zwerf niet om. Maar zweer: zoo waarachtig als de Heere leeft! in waarheid, in recht en in gerechtigheid; zoo zullen zich de heidenen in Hem zegenen en zich in Hem beroemen. En Ik zal ulieden herders geven naar mijn hart; die zullen u weiden met wetenschap en verstand.

Doch degenen, die tot My naderen met hunne lippen, maar hun hart verre houden van Mij, zou Ik over die dingen geene bezoeking doen? spreekt de Heere. Of zou mijne ziel zich niet wreken aan zulk een volk, als dit is?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen