Uit de diepte - pagina 149

143 uit uwen boezem", en voor de reinheid van die hand week de melaatschheid der uwe, en gij juichtet: »God is mijn Koning van jongsaf, die verlossingen werkt."

rechterhand

Jeschurun heeft zijne deelen. De stammen zijn bij dezen zegen genoemd. Slaan wij den Jakobs-zegen op, dan vinden wij tal van ongerechtigheden opgeteekend. De voortreffelijkste in hoogheid wordt genoemd een » snelle afloop als der wateren". Dan volgen Simeon en Levi, wier toorn wordt vervloekt. Wat van Juda in Gen. 38 geschreven staat, doet in Israels woord over dezen zoon wel een dubbele genade zien. Wat van een Dan staat geschreven, wijst u achterwaarts naar de paradijsbelofte of liever naar den paradijsvloek over de slang, en voorwaarts naar den verrader uit Karioth zelfs de beminde Benjamin wordt vergeleken bij een verscheureuden wolf. Zulk een twaalftal stond rondom het sterfbed van den derde der aartsvaderen, die gelijk een Abraham de man des geloofs, een Izaak de man der liefde was, hier vooral stervende blijkt de man der hope te zijn, de man, die op de zaligheid van dien Heere wachtende is, die door den Simeon des Nieuwen Verbonds werd gezien, maar ook door hem reeds in den geest werd aanschouwd Het nageslacht dier zonen, van den vader niet ontaard, omringt hier Mozes, die gereed staat den Nebo te beklimmen, en hij breidt er zijne zegenende handen over uit en roept: »o .Jeschurun!" Neen, ook bij den voortgang der tyden vindt gij geene teekening van heiligen. Moge van een Jozef niet dan goeds zijn vermeld en hij onder de twaalven zijn als onder de zeven gemeenteneen Filadelfia, bij welke het: sik heb eenige weinige dingen tegen ui" niet gehoord wordt, wie zou hem uitsluiten van het woord: s>Er is niemand, die goeddoet, ook niet éen"? Leest ook van den nijd van Efraïm (Jes. 11 13), terwijl Manasse Efraïm' en Efraïm Manasse tezamen tegen Juda zijn 9 (Jes. 20). Wijst gij op het: »Juda, gij zijt het!" (Gen. 49 8 vv.), hoort dan den man naar Gods harte, den zoon van Juda, in latere dagen klagen: »In zonde ontvangen, in ongerechtigheid geboren!" Laat Benjamin een beminde des Heeren zijn, een beminde des vaders en der broederen, een Benjaminiet van latere dagen roept uit: »De voornaamste der zondaren!" Hoort gij niet uit dien kreet der smarte u de waarheid tegenklinken, dat het » Verdoemelijk voor God!" niet alleen voor het natuurlijk voorhoofd van het Jeschurun des Ouden, maar ook voor dat des Nieuwen Verbonds geschreven staat, en dit tot op dezen dag, niet alleen bij den Semiet, maar ook bij den Jafetiet en de kinderen van Cham ? Eén lange lijk;

:

:

:

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen