Uit de diepte - pagina 394

:

388 volsten ernst: » Werpt desnoods alle feiten, door het Oude en Nieuwe Testament ons overgeleverd, omver,- het Christendom blijft toch bestaan." Even alsof men straffeloos zelfs het minste uit de Heilige Schrift kan uitstooten De vraag toch, of het er veel toe doet, dat men uit Gods Woord snijdt, wat men niet acht, staat, dunkt mij, gelyk met eene andere: of !

het zoo heel erg voor een lichaam

dat gij het enkele deebegeert men van ons niet alleen te eischen, dat wij een enkel feit verwerpen zullen, maar alle feiten, aangezien het geloof der gemeente daarmee geen gevaar loopt. Staat dan het leven van den mensch, dien gij lid voor lid hebt afgenomen, niet op het spel? Ja! Welnu zoo is het ook met de kerke Gods, die reeds ineenzinkt, zoodra gij aan de opstanding van Christus tornt. Immers niet een deel der prediking, niet een deel des geloofs, maar de geheele prediking, het gansche geloof, noemt Paulus ijdel, indien Christus niet opgewekt is. Daarom is de geschiedenis van Christus' verrijzen het langst verdedigd geworden, zelfs door mannen, die de beginselen van den geest des ongeloofs hadden ingezogen. En de gemeente des Heeren blijft een sterk verlangen gevoelen naar den Vorst des levens, die door zijne opstanding het onmogelijke mogelijk heeft gemaakt en uit den dood het geestelijke en eeuwige leven verwekt. » Indien Christus niet is opgewekt," verzekert de apostel nog eens, »zoo is uw geloof tevergeefs zoo zijt gj.j nog in uwe zonden zoo zijn dan ook verloren, die in Christus ontslapen zijn." Hoe waar dat woord is, wensch ik u in deze ure onder de leiding des Heeren uit de ervaring van een vrome te bewijzen. Hoort, wat hij eens uitriep het is het woord van mijn tekst len,

die

niet acht, ontneemt.

gij

is,

En nu

;

;

;

Want

ik

weet

,

mijn

Verlosser leeft

,

en Hij zal de laatste

over het stof opstaan:

En

als

zij

na mijne huid

dit

doorknaagd zullen hebben,

God aanschouwen; voor mij aanschouwen

zal

ik uit mijn vleesch

Denwelken

ik

zal

,

en mijne oogen

zien zullen, en niet een vreemde: mijne nieren verlangen zeer in

mijnen schoot. Job 19

niemand

:

25—27.

onder de Christenen zijn, die Job tot een spreekwoord geworden is. Doch de meeste menschen, die over Job spreken, weten niet veel meer dan de buitenste omtrekken zijner geschiede-

Daar

zal

wel

niet kent, aangezien zijn

naam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen