De vleeschwording des woords - pagina 203

143

DE GELIJKHEID DES ZONDIGEN VLEESCHES.

eigenschappen behield en deze niet kon

goddelijke

zoomin

leggen,

zijne

almacht

moet desniettemin met

zoo

als zijne

af-

alwetendheid,

vastgehou-

alle beslistheid

den, dat zijne menschelijke natuur geen geschikt voer-

was,

tuig

de

om

deze goddelijke eigenschappen geheel te

werken;

laten

dat

uit

hij

barmhartigheid en gewillig

uiting en werking van deze goddelijke eigenschap-

pen aldus ingebonden heeft binnen het perk van zijne natuur;

menschelijke

en dat wel, niet van onze men-

schelijke natuur, gelijk hij ze nu verlieerlijM in den hemel

maar

draagt, tend,

En

ze beperkt, zwak en veel niet we-

gelijk hij

omdroeg

vraagt

Heilige Geest

den staat zijner vernedering.

in

men nu ten slotte, waarom, hem zond&r mate geschonken is,

werking dan niet krachtiger was, zoo

ligt het

die vraag in het doel zijner zending,

op

indien de

deze door-

t.

antwoord

w. om ons

Ie verlossen.

Niet

toch

eerst

aan

het

kruis,

maar reeds

in de

kribbe was Jezus onze Middelaar, en al de dagen zijns levens heeft hij onze zonde

Een dragen tisch

onzent wil gedragen.

der zonde dat niet school in een realis-

uitvloeisel

toerekening

om

van

van

zekere

zekere

wilsdaad waardoor

hij,

erfsmet,

erfschuld,

noch ook

maar

in

in een

de

vrije

de Zoon van God, de zonde der

zijnen op zich nam.

Zoowel het reinigingsoffer

in

den tempel als zijne

besnijdenis, zijn dus niet slechts symbolische handelin-

gen,

maar ten

Even

volle werkelijk.

werkelijk

is

zijn

indalen

in de

Jordaan

om

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen