Uit de diepte - pagina 172

, ;

166

Het evangelie

:

de zalige roera des apostels, gelijk

zegt

hij

naar de gave der genade Gods, die mij gegeven s ja, zijn dienst en zaligheid beide, w a a r v an ik een dienaar geworden ben. Dat maakt hem ook VS.

7,

i

;

banden en verdrukkingen nog

tot een trooster en zegenaar. harde juk des doods roemt hij nog rijker dan of hij een koningskind ware, dat 's Heeren dienst de ware vrijheid is, en een dienaar van zijn evangelie te zijn de schoonste en zaligste roeping. Alleen, met woorden en werken kan hij nu dien dienst niet meer vervullen. Maar dat is ook het hoogste niet. Want Gods kinderen dienen hun dienst niet zoo zeer met wat zij spreken, noch ook met wat zij doen, maar met hetgeen zij zijn, en hebben en ontvangen. En dat hij zoo een heerlijk voorbeeld mocht zijn van Gods vrymachtige en troostrijke genade, een sprekend voorbeeld van de rijke en overvloedige ontferming onzes Gods, die alle banden des doods en der verschrikking voor zijne begenadigden slecht, dat was zijn zegenende en troostrijke dienst des evangelies. Evenals ten dage toen Gideon den staf ophief, om in den naam des Heeren zijne driehonderd te sterken met Gods belofteuissen, en hun kon toeroepen en zeggen: »Ziet naar mij!" En gelijk de profeet, die van den Heere het bevel ontvangen heeft om aan het huis Israels te zeggen: » Zoekt Mij en leeft!" en die daarna, als om daarmee zijne eigene zielszalige ervaring uit te drukken nog deze spreuk opheft: » Zoekt den Heere en leeft!" En zooals wij lezen van de apostelen, dat men hen kende, dat zij met Jezus geweest waren, zoo is de dienst van Paulus het getuigenis van eene wonderzalige vervuldheid zijns harten met de absolute werkelijkheid van Gods genade rijk en vrij, die aan hem overvloedig bewezen is; en dat hij, door 's Heeren onuitsprekelijke ontferming gezocht en gevonden, den roem des levens, uit het sterven aan zichzelf en het opstaan in zijn Heere en Heiland op het zaligst heeft mogen vatten. Dat is dan ook het Amen en de dankzegging van zijn roera dat hij dien zaligen dienst mocht leeren kennen en zegenen naar de werking zijner kracht. Niet door iets, wat in hem was; maar naar het genadewerk des Heeren alleen. Niet alsof het zijn willen en werken was maar louter het vrijraachtig werk en welbehagen van den Heere der krachten. Zelfs, zoo ligt die uitdrukking, zou hij, zoo mogelijk, die zaligheid en dien zegen nog hebben tegengehouden en verijdeld maar God lof! het is »niet desgenen, die wil, noch desgenen, die loopt, maar desontfermenden Gods." in

Ja,

in

zelfs

het

,

,

(Rom. 9

:

16).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen