Uit de diepte - pagina 256

;

.

250

aan hetzelve te voltrekken. Want, wel geschiedt dat onrecht onder de volle verantwoordelijkheid van hen, die het plegen; maar toch, ook daarvan geldt het: »Is er een kwaad in de stad, dat de Heere niet doet !" Dat is, elke roede, elke tuchtiging staat onder zijn bestel; alles geschiedt naar zgn eeuwig voornemen, en moet zijn raad dienen. Neen, ook die gruwel, in onze dagen gepleegd jegens zijne kerken in Nederland; het onrecht, waardoor zijn volk wordt vertreden door hunne vijanden, het gaat niet buiten Hem om Hijzelf heeft dien geesel over zijn ontrouwe kerken verwekt; den verwoester geroepen, opdat Hy hen tuchtigde, of de roede wellicht tot genezing mocht strekken. En Gode zij dank, dat daar een bukken voor Hem in het stof des ootmoeds gezien werd; dat die belydenis van een Daniël weer over de lippen van zijn volk kwam » Wij hebben gezondigd, wij en onze vaderen." Maar die belijdenis van schuld, dat wijzelf het zijn, die Hem genoodzaakt hebben om met de roede te komen, moet nog dieper gaan alle hoogheid des harten onder ons moet vallen, zoodat het ons een wonder van genade wordt, dat de Heere God temidden van zooveel ontrouw en afval zich nog een overblijfsel naar de verkiezing der genade heeft uitbehouden. Niet eerder zal Hy de roede verbreken, voor wij die hebben leeren kussen en

—

:

;

,

kastijdingen ons zoet zullen wezen, omdat wij daarin zijn vaderlijke ontfermingen hebben leeren zien en aanbidden, dat Hij zijn volk niet langer liet wandelen in hun eigene wegen. Want Hij kende het reeds van eeuwigheid, dat zij een trouwbreukig volk zijn, die niet anders kunnen dan hunnen weg voor Hem verderven; maar daarom hing Hij hunne verlossing ook niet aan het spinrag hunner eigene gerechtigheid, maar heeft hen in Christus uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, hen in Hem ingeplant, en alzoo den weg hunner verlossing uitgehouwen uit dien levenden steenrots, terwyl Hij tot hen spreekt: »Ik doe het niet om uwentwil, o huis Israëls, maar om mijns grooten naams wil;" »want Ik, de Heere, word niet veranderd; daarom zijt gij, kinderen Jakobs, niet verteerd." zelfs

zijne

—

Geen ding geschiedt er ooit gewisser, Dan 't hoog bevel van 's Heeren mond. Zijn Godlijk' almacht spreekt, en 't is er; Zijn wil gebiedt, en 't wordt terstond. \

Schoon de heid'nen samen list beramen, God verbreekt hunn' raad; Schoon de mogendheden Snood' ontwerpen smeden, Hij belacht haar haat.

List op

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen