Uit de diepte - pagina 289

,,

!

283 en op het gestadig wentelen van het rad der fortuin hopen gaat, en met dienzelfden Seneca weer zegt: »Geen hevig onweer duurt lang; hoe meer kracht de stormen hebben, des te korter tijd." Ware dat de troost van wie Christenen heeten, dan zou de heidenwereld hen kunnen beschamen. In de Electra van Sophocles klaagt de dochter van Agamemnon over den moord haars vaders, het overspel der moeder. Zij is zoo diep ellendig. Nu laat de dichter van Griekenland haar een koorgezang hooren en het luidt: »Wees goedsmoeds, mijne dochter! In den hemel is de groote God, die dit alles ziet en bestuurt. Laat aan Hem den al te smartelijken toorn over, en vergram u over uwe vijanden niet al te zeer". Ea waarom de Godheid het toezendt aan hare lievelingen verklaarde Seneca met het korte woord: » Zonder tegenstand vervindt,

,

welkt de deugd." Ach hoe menigeen die den Christennaam draagt, staat verre beneden een tal dier mannen die nog den heidennaara dragen, en kennen niet eens de vertroosting, welke wij van den tragedie-dichter hoorden. Hoe zonk het onder den weidschen titel van verlichting tot het laagste peil van heidendom neer Gode zij dank! Hij heeft aan zijne kerk hoogere en betere dingen geleerd, dan waartoe de philosophie met hare adelaarsvleugelen zich verheffen kon. Gods Woord schrijft voor onze oogen en Gods Geest op de tafelen onzer harten, dat het verhoogen en vernederen niet is uit het Oosten of van het VVesten, maar van zijn troon. Hij geeft zijn Hanna's het lied te zingen: »De Heere doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen en Hij doet weder opkomen. De Heere maakt arm en maakt rijk; Hij vernedert, ook verhoogt Hij. Hij verheft den geringe uit het stof, en den nooddruftige verhoogt Hij uit den drek om te doen zitten bij de vorsten dat Hij hen den stoel der eere doe beërven want de grondvesten des aardrijks zijn des Heeren, en Hij heeft de wereld daarop gezet". Een Jozef in den kerker, een Job op den aschhoop, een arenlezende Ruth een David, gejaagd als eene hinde, met een Jozef als grootvizier van Egj-pte, een Job, wiens oog nu God ziet, een gelukkige huisvrouw van Boaz en Israels koning in dankend psalmgezang vermelden de wijze, de wondere, de genadige leidingen van den God zijns volks, den Vader zijner uitverkorenen. Neen geen toeval schikt ons lot. Alles alles komt van Hem, lijden en verblijden; en waar dat der ziele levendig mag voorstaan, daar zal het woord van den lijder ook het onze in dit leven -zijn » De naam des Heeren zij geloofd", en ,

!

,

;

,

,

!

:

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen