Uit de diepte - pagina 344

:

338

De waarachtige bekeering bestaat niet hierin, dat wij denken »Ik heb het tot heden slecht gemaakt, maar zal het voortaan beter maken;" want op die wijze kunnen wij wel uitwendig voor de menschen wat verbeteren, maar voor God blijft onze toestand, in het wezen der zaak, dezelfde, omdat het werk des Geestes bij ons gemist wordt. De waarachtige bekeering is een werk des Heiligen Geestes waardoor wij de zonde, niet alleen in het uitwenin onze ziel dige onzer daden, maar ook in de verborgene gedachten, neiwaardoor wy gingen en begeerten van ons harte leeren zien onzen verdorven aard leeren kennen, en met een hartezoodat wy lijke droefheid daarover worden aangedaan waarlijk met Gods Woord en gebod leeren rekenen, het van harte goedkeuren, en in onszelven een mishagen krijgen, waardoor wij ook zóo overtuigd worden van onze vloek- en doemwaardigheid, dat wij begeerig worden om door God in genade aangenomen te worden. En wanneer wij dan hooren, dat God voor zulke onwaardige en diepschuldige zondaren een weg van schuldvergiffenis en verzoening in Christus en dien weg in te zijn bloed geopend heeft, dan zoeken wij gaan dan laat ons dat niet ledig dan geeft ons dat gedurige en aanhoudende zielswerkzaamheden, om met onze zonde en schuld tot den troon der genade te mogen gaan, en vergeving te mogen vinden in het bloed van Christus. En naarmate wij voor dien geopenden genadetroon een gezicht mogen krijgen, en naarmate wij vrijmoediglijk tot dat bloed der verzoening en die gerechtigheid van Christus de toevlucht nemen, waartoe een schuldig, arm en ellendig volk geroepen wordt, naar die mate wordt onze ziel vertroost; daarbij leeft ze op, en verheugt ze zich in den Heere, dat Hij nog zijne genade bewijzen wil aan zulk een verdorven en zondig mensch. En uit aanmerking van die goedertierenheid Gods beginnen wij alle zonde te vlieden en naar alle geboden van God te wandelen. dat zijn eenvondiglijk zoo de voornaamste stukken, Ziet die tot de waarachtige bekeering behooren. Gij gevoelt, dat wij daarbij niet hoog worden, maar zeer klein worden voor God. Dat wij daarby ook niet zeggen: »Ik heb mij nu al bekeerd, en het zal voortaan anders en beter zijn." Maar dat het dat de Heere mij een voortdurend wachten en smeeken is bekeere; dat het een zuchten is: »Ontzondig mij met hyzop, en mijne ziel, nu gansch melaatsch zal rein zijn en genezen." Dat het een voortdurende behoefte is aan den Heiligen Geest met zijne invloeden en inwoning. Dat het een voortdurende vraag is naar Christus en zijne genade. En dat de waarheid en ,

;

—

;

;

—

,

,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen