Locus de Consummatione Saeculi - pagina 529

197

College-dictaat van een der studenten (Dogmatiek).

Éj'tü

ftf^'

ïKtdjr

Hoewel

tiuL

locaal en lichamelijk afwezig, toch is er geestelijke

praesentie van den Koning in zijn volk aanwezig. Praesens door den Heiligen Geest oefent Hij in Zijne kerk Zijne regeermacht uit, zet Hij het verstand om

en buigt Hij den wil en de neigingen. Eindelijk wordt deze êè,ov6icc van Jezus niet afgeleid uit de wereld of uit de afstamming van David, maar èóóS^ri, ze is Hem gegeven, Hij heeft ze niet suo

want dan zou

iure,

slechts voor eenen cZ.

ze

eeuwig

zijn,

en omdat ze

Hem

gegeven

is,

is

ze

tijd.

Matth. 11 VS. 27.

In VS. 25 en

26 stort onze Heere en Heiland, ziende de uitkomst van de

prediking, in dank zijne ziel uit voor den Vader. In vs. 27 zegt Hij TcciQsdó&i]

vnó rov TtavQÓg

^lov

enz.

DezG

:

Ttarta

^loi

woorden, uit het verband gelicht en op

zichzelf beschouwd, geven den indruk alsof in Tidvra begrepen ligt alle macht,

dus ook overheidsmacht in hemel en op aarde. Beziet men ze evenwel in hun verband, dan gaat in vs. 25 de betuiging vooraf, dat niet Christus KvQiog rov ovQavov -Kcd rris yfjg is, maar dat Christus juist den Vader KvQiog noemt. Ten tweede is hier niet sprake van uitwendige regeermacht, maar van eene geestelijke daad, van een regnum, dat op geestelijke wijze wordt uitgeoefend door het Woord en door den Geest, daar er voorafgaat de daad van uitverkiezing, wedergeboorte en verlichting en niet een uitwendig magistrale daad. (de woorden: on i-AQviiJccg ravxa ciito Gocpüv -hkI avvsr&v zien op de verwerping; Kal ansyidXvtpcis avra

wat

In

injTrioig

op de uitverkiezing CU illuminatie).

volgt zien we, dat deze

woorden

in hetzelfde licht

voorkomen

als

waarin Zijn macht bestaat. Ze bestaat toch niet in eene magistrale macht over de koningen der aarde, maar ze is de macht van de kennis van den levenden God, die Hij hun meedeelt. In vs. 28 volgt, dat Jezus ze tot zich roept om zijn onderdanen te worden, niet opdat Hij uitwendige magistrale macht over hen zou uitoefenen, maar opdat ze van Hem geleerd zouden worden, vs. 29. iLaO-sts an ê^iov. Staat nu vast, dat een uitspraak in de Heilige Schrift even goed als in ieder ander geschrift een strekking moet hebben, waardoor het in het verband kan worden ingeschakeld, dan volgt daaruit, dat de woorden: Ttdvra ^loi naQsSód'ri vnb rov Ttccrgóg Jezus

ftov

aanduidt,

niet zien

op een magistrale macht,

maar

op de geestelijke macht, die Christus

Gods uitverkorenen. "Waarom dan de uitdrukking ndvtu ^ol 7taQ£dó&ri? Dit is niet moeielijk in te zien, want de zaak is deze, dat Christus niet alleen werkt door den Geest, maar dat de werking van den Geest gebonden is aan de werking van het Woord. Dit betreft niet de wedergeboorte, want deze is niet van Christus, maar van God Drieëenig, maar wel het 'Kr]Qvy^ci, waardoor het geloof niet ingeplant, uitoefent in

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen