Locus de Consummatione Saeculi - pagina 46
College-dictaat van een der studenten
44 College-dictaat van een der studenten (Dogmatiek). een
dat met Jobs verklaring niet streed. Ook bij hen een besef van dat zien van G-od na den dood, al was het niet zoo als dat, v^aarvan Job getuigenis aflegt.
oschatalogisch gevoel,
leefde rijk
al
Psalm 17 Ook hier
ISs.s.
:
dat David
blijkt,
in
druk
en lijden verkeert
worden tweeërlei soort van lieden genoemd deel in
het
dit
leven;
leven dat
is",
is
in de
de ruwe massa. Doch zoo
Maar dat doet
en smart.
hebben
die het leven
er
niet
toe,
D'''n3 Df^^n
:
is
want
(vs.
13).
D^lp
In vs. 14
„lieden, wier
wereld en hun „chelek" in David niet; hij heeft tranen
vs.
15
''JN
ik,
weer net
als bij
Job in tegenstelling met die andere lieden, „ik zal in een anderen toestand Gfods aangezicht zien p"li'3. Nu ziet hij 's Heeren aangezicht als omsluierd door ongerechtigheid, maar dan zal
En
Gfods aangezicht zien in gerechtigheid.
hij
opwaken" uit den dood „zal hij verzadigd worden" d. i. voluptas, eene volkomene genieting hebben, "^illlön „in uwe
dan, „als
hij
eene loerfeda
zal
gedaante," of hierin nu reeds de Christus doorstraalt, omdat Clod anders geen „themoena" heeft, dat laten wij thans rusten. 'Alleen wijzen wij op dit rijke begrip
der onsterfelijkheid, dat het eenig verlangen uitgaat naa?-
zijn beeld
God om
]net
verzadigd te worden.
Psalm 73
:
23, 24.
Deze plaats geeft in diezelfde gedachtenreeks de doorl)reking van het leven met den Eeuwige als hoofdzaak. Ook hier weer dezelfde tegenstelling met de goddeloozen cf. vs. 19 en 20: „als G-ij opwaakt (d. i. opstand ten oordeel) dan zult G-ij hun beeld gestalte gedaante — verachten." En dan vs. 21 en 22: ik begreep er niets van, ik
—
was
doni; ongevoelig, onaandoenlijk voor
Maar! nu heb ik het ingezien,
U
als
een groot beest.
vs. 23 „ik zal geduriglijk
— TOn
d.
i.
onge-
ophouden — bij U zijn" de geloofsgemeenschap tusschen mijn God en mij kan nooit verbroken worden, „want Gij houdt mij altijd vast, houdt mij in Uwe hand omklemd". (Onze berijming is wel poëtisch schoon, maar slecht; in den tekst ligt in: als Gij mij niet omklemd hadt en hicldt, dan was ik niet bij U.) stoord, zonder
VS.
„en
24
„Gij
;
zult
daarna zult
mij
leiden door
uwen
Gij mij in heerlijkhe'd
raad", gelijk een vader zijn kind;
opnemen"
H^^^,
hetzelfde woord, dat
zoo vaak in de Schrift wordt gebruikt, als van Henoch e. a. (Gen. 5 24, zie boven). VS. 26 „Bezwijkt mijn vleesch en mijn hart" (ook hier is de berijming wel mooi, maar onjuist) d. w. z. als ik dood ga „dan is God enz. :
VS. 28:
„want mij
is
het goed nabij
God
te
wezen."
—
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's