Locus de Consummatione Saeculi - pagina 586
College-dictaat van een der studenten
254 College-dictaat van een der studenten (Dogmatiek).
hoe hij een trap moet afkhmmen, welken voet hij eerst verzetten moet, dan zou zoo iemand, naar die wet te werk gaande, in plaats van naar boven te komen juist naar beneden rollen. Waarom moet nu de mensch die schrijven,
wet bestrijden? Omdat de natuur volkomen genoegzaam is om zonder dien vó^iog uit eigen werking die werking teweeg te brengen. Wat van het trappenloopen geldt, geldt eveneens van het spreken en ademhalen. Een stotteraar gaat naar een' vó^og vragen om dit gebrek te boven te komen. Omdat hij krank is in zijn spraakvermogen heeft hij een vó^og noodig. Hij nu, die een normaal spraakvermogen heeft, gaat niet, alvorens hij spreekt, eerst nadenken, dat hij b. v. een k met zijn keel moet voortbrengen. Zulk een uitwendige wet zou dus juist de goede levensuiting verhinderen en belemmeren. Het antinomianisme wet
is
den mensch kwaad
dus vijandschap tegen de uitwendige wet en is,
hem
doet vallen en dat
zi/j
stelt,
dat de
de gezonde natuurlijke
levensuiting eji belemmert, hindert en stoort.
Het zegt niet, dat men niet moet leven naar de innerlijke levenswet, want het trappenklimmen werkt ook zonder uitwendige wet toch altijd de wet der zwaartekracht, maar de vraag is of de wet uitwendig of innerlijk is, of zij uitwendig of van buiten tot het leven toekomt.
bij
Nu
wilden de Anabaptisten die theorie op het zedelijk leven toepassen.
Hadden
daartoe
ze
recht?
Antw.
ideëel
genomen
wel. In het Paradijs toch
Wanneer God aan Adam een vó^og had gegeven, een lijstje, waarop stond, hoe hij te werk moest gaan, dan zou hij zeker in de war zijn geraakt. Dit nu is de fout van het raak niet, en smaak niet, en roer 7iiet aan, bestond geen
vóiiog.
(Col. 2 VS. 21.)
en van het ^ph
ip_
li'S
1^ (Jes.
28 vs.
13).
In den Hemel hcsta^t
geen hemelsehe huisorde, hoe men gaan en zich bewegen moet en wat men spreken zal, daar is geen uitwendige vó^og. Op zich zelf is het èn in het natuurlijke èn in het ideëele leven volkomen juist gezien, dat we Antinomianen moeten zijn, want de uitwendige vónog doodt de geregelde levensuiting. In dit licht beschouwd zullen we beter begrijpen, wat Paulus in zijn brieven met vó^og bedoelde. De fout der Antinomianen was, dat ze zeiden gelijk we op aarde als kinderen Gods leven, moeten we ook de uitwendinge wet verwerpen en ons daartegenover stellen. Wanneer ware dit een juiste conclusie? Wanneer de wedergeboorte tengevolge had, dat iemand op eenmaal niet 2)otentieel maar actueel heilig werd. Dan bestaat er geen bezwaar, dan komt er geen uitwendige wet meer te pas en leeft de mensch als antinomiaan vanzelf goed. Doch dit is volstrekt het geval niet. Paulus toch zegt in Rom. 7 vs. 21: evgia^oy ÜQa róv :
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's