Locus de Consummatione Saeculi - pagina 387
College-dictaat van een der studenten
College-dictaat van een der studenten (Dogmatiek). aarde zich tot een klein deel der aarde betrekken
moeten gekomen en
geologische
zetten
;
fossiele
zooverre
In
zijn.
onderzoekingen
blijkt dat ze van elders ook nooit zeggen, dat de
liet,
mag men dan
de waarheid der Schrift op lossen voet
neen, ze zijn een sterke bevestiging van de echtheid der Schrift.
Vervolgens
beantv^oordt
kennen en
de
wereld,
men
gelijk
haar
bij
nader onderzoek
de toestand der aarde zich op grond van de fossiele onderzoekingen vertoont, niet aan de idee van oorspronkelijke Schepheeft
leeren
gelijk
Anders toch zou ze een zuiver en afgerond iets vertoonen, wat niet was en gelijk nu nog wat de natuur in de plantenwereld voortbrengt, geacheveerd en keurig is zoo zou alles het goddelijk cachet dragen. Een harmonisch innerlijk bestaan en dat goddelijk cachet draagt de aarde evenwel bij nader onderzoek niet, zoodat men reeds buiten de Schrift om kan zeggen, dat de aarde zóó niet uit de handen van den Schepper is voortgekomen. Omtrent de laatste commotie bij de parousie des Hoeren wordt ons tamelijk veel in de Schrift meegedeeld, cf. 2 Petri 3 10, 12, 13. Hier wordt gezegd, dat de solutie van de werelcl plutonisch zal zijn. Wat bij den Zondvloed voorviel was neptuniscli^ hoe het was bij het brengen van den vloek, laat de Schrift in 't midden. (De geologen zijn van opinie, dat de aarde over korten of langen tijd vergaan zal. Onder hen zijn twee richtingen, de Plutonische en de Neptunische. De laatste meent, dat de groote commotie door het element van ivater tot ping.
verstoord
;
:
is gekomen en wederom tot stand zal komen; de andere door vuur.) Gaan we de enkele gegevens der geologen na, dan leeren ze, dat de korst der aarde in vergelijking tot haren bol nog niet de dikte heeft, die onze huid
stand
tot den omvang van ons menschelijk lichaam en dat den aardbol, zich vertoonend in bergen en al de inzinkingen in vlakten, dalen en oceanische bekkens, in verhouding tot 't geheel der aarde nog op verre na niet de afmeting hebben, die het zweet bij transspiratie op 't menschelijk aangezicht heeft; m. a. w., dat in vergelijking met
bezit alle
in
vergelijking
verheffingen
op
de onmetelijke krachten, die zich in den boezem der aarde verbergen, al wat zich op de aardkorst vertoont, zoo onnoemelijk klein
afmetingen
der
vulcanische aardkorst
aarde
niet
gebeurtenissen
gedurig
doen
in
de
aanzien komt.
krachten in
veranderen.
Cf.
de
is,
dat het
Nog toonen
bij
de groote
de tegenwoordige
het binnenste der aarde, die de plotselinge wegzinking van het
eiland Krakatau.
Lezen we nu geopend en
dan
alle
bij
de beschrijving van den zondvloed, dat de sluizen des hemels
fonteinen
des grooten afgronds opengebroken zijn (Gen. 7
:
11),
geen sprake van een sterken regen, noch ook van een zeker zwellen van meren en zeeën; want wanneer het gansche aardrijk met water was overis er
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's