GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

E voto Dordraceno - pagina 371

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

E voto Dordraceno - pagina 371

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZONDAG

HOOFDSTUK

XIII.

359

IV.

weer onder Hem als onzen Schepper én Herschepper, en dus als onzen Heere met diepe eerbiedenis te buigen. Al wat de Middelaar doet, strekt altoos om ons weer tot God te brengen.

En

vraag toonde, hoe de Middelaar ons slechts daarom Gods zou stellen; zoo ook toont deze 34ste Vraag, hoe de Middelaar ons slechts daarom ten Heere wierd, opdat Hij ons weer voor God den Heere, als onzen gelijk de vorige

tot zijn

broeders maakte, opdat Hij ons weer tot kinderen

absoluten Souverein, zou doen buigen.

Het

kwam

hier

maar aan op de ombuiging van den

zin

en de ge-

negenheid des harten.

Een zondaar durft God niet als zijn Souvereinen Heere erkennen. Dat hem af. Dat brengt hem onder den toorn. Daarbij voelt hij niets dan de dreiging der verdoemenis. En wat doet God nu ? schrikt

Nu geeft Hij dien bangen, dien verschrikten zondaar aan Satan over; en onder het geweld van Satan gekomen, heeft die zondaar nu een zoo hem

doods hem komen. En als die zondaar nu, in Satans doodelijke banden geklemd, geen raad en geen uitzicht meer weet, en het uitschreeuwt van weedom des harten, dan zendt God hem den Middelaar, en die Middelaar neemt het voor hem op, en grijpt Satan bij de keel, en verlost den armen zondaar uit zijn helsche benauwing. En dan vindt de zondaar dat zoo onuitsprekelijk heerlijk van dien Middelaar, en zoo onbeschrijfelijk zalig, om van dien Satan verlost te zijn, dat hij wel verre van dien Middelaar te laten loopen, integendeel dicht bij Hem schuilt, uit vrees dat Satan hem weer overvallen en wegsleuren zal, en voorts niets zaliger en geen heerlijker troost kent, dan dat die Middelaar hem nu voor altoos bij zich neemt en eeuwiglijk Heere over schriklijk lot,

dat alle vreugd

omknellen en de wateren

hem

tot

aan

vergaat, de banden des

zijn ziel

zijn wil.

Dat Heere-zijn van den Middelaar is dus niet iets, waaraan de verloste zich poogt te onttrekken, maar waar hij om vraagt, om smeekt, om schreit; waar al zijn heil en al zijn behoudenis in ligt. Want anders, dat weet hij, dan komt terstond Satan terug. En zoo is dan het doel bereikt. Want immers de zonde was, dat hij geen Heere boven zich dulden wilde; en zie, nu zoekt hij zelf dien Heere, omdat hij voelt dat hij zonder dien Heere boven zich, weg en verloren is. En als hem nu gevraagd wordt: „Wat is uw eenige troost beide in leven en sterven ?" dan antwoordt diezelfde persoon, die in het paradijs

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's

E voto Dordraceno - pagina 371

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's