E voto Dordraceno - pagina 334
ZONDAG
322
XII.
HOOFDSTUK
VII.
gegrondvest in 's menschen schepping en nog eer er van zonde sprake viel; en bestond het oorspronkelijk eeniglijk in de volkomene toewijding van heel onzen persoon en heel ons aanzijn en al onze genegenheden aan de eere Gods, dan voelt ge terstond, hoe met de offerande van het Lam van God voor onze zonde, de taak van den priester die voor ons intreedt, nog volstrekt toch
Is
niet
priesterschap
het
bestemming
in het paradijs,
afgeloopen.
is
Neen,
zijn taak is
een dubbele.
we Gode ons zelven geheel ten nu we zondaars wierden, bovendien deze gruwelijke schuld onzer zonde boeten door den eeuwigen dood. Door niets minder kan aan de eere Gods voldaan worden. Ons priesterschap
eischt vooreerst, dat
offer wijden, en voorts, dat we,
Zijn recht
wezen;
straf, die
lo.
is
en 2o.
dat
we Hem met
heel
ons aanzijn toegewijd zullen
dat voor alle schuld straf gedragen worde. Al
is
dus de
ons den vrede aanbrengt, op den Middelaar gekomen, daarmee nog volstrekt niet gekweten, maar blijft nog dat
het priesterschap
is
andere open, dat eigenlijk het oorspronkelijke was,
ook de toewijding van heel ons aanzijn wijden, maar ook voor het verleden. Niet enkel,
om
t.
w. dat wij Gode nu
niet
slechts
van nu
af,
het kortheidshalve alzoo uit te drukken, niet enkel de
schending der wet moet geboet, maar ook de eisch van den inhoud der wet moet volbracht worden. Wie voor achterstalligheid in betaling beboet wordt, is met die boete volstrekt niet van de betaling zelve af. Dienovereenkomstig belijdt dan ook onze Catechismus in vraag 60: „als hadde ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor mij volbracht heeft", en staat ons te belijden, dat onze Middelaar volstrekt niet alleen het rantsoen voor ons betaald, maar ook wel terdege de wet voor ons volbracht heeft. En niet genoeg kan het valsche denkbeeld bestreden, alsof de Christus alleen voor onze zonden gestorven ware, opdat wij dan nu zelven de wet volbrengen zouden. Deze valsche voorstelling toch, die
onder
alle
Arminiaansche schakeeringen der Christenheid,
en ook nu weer onder de Ethischen, schering en inslag is, ziet voorbij: 10. dat we nooit voor het verleden volbrengen kunnen wat toen ongedaan bleef; 2o. dat ons
wandelen
(„Ik zal maken, dat
is
die 30.
God
voorbereid
gij
wegen wandelt", „de goede werken
mijn
in
opdat
heeft,
wij
daarin
wandelen
zouden");
dat zulk een voorstelling een weeroprichting van het
in het
Verbond der Genade
Toch
valt
licht
in
te
God
de wet na onze bekeering genade van
in
en
Werkverband
is.
zien
waarin
hier
de
feil
school:
men
vatte
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's