GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

E voto Dordraceno - pagina 104

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

E voto Dordraceno - pagina 104

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZONDAG

92

V.

HOOFDSTUK

III.

DERDE HOOFDSTUK. De

ziel

die

zondigt, die zal sterven.

EZECHIËL 18

De vragen

14 en

15 hooren bijeen. Het schijnen twee vragen

te

:

4.

zijn,

saam slechts één munt met zijde en keerzijde. Vraag 14 zegt waX niet, Vraag 15 wat wel kan. En beide malen wordt èn in Vraag 14 èn in Vraag 15 gehandeld over twee zelfde wetten, waaraan de plaatsvervanging op zedelijk terrein gebonden is. Inzage van beide Vragen toont dit duidelijk. Immers in beide vragen doch

feitelijk

zijn

ze

wordt de noodzakelijkheid besproken, én dat de plaatsvervanger zelf mensch zij én dat deze mensch tegelijk meer dan mensch, dat hij God zij. In de onmiddellijk voorafgaande Vraag was dan nu aangetoond, om wat oorzake er niet aan te denken viel, dat de zondaar zelf iets aan zijn verlossing toebracht. Iemand toch, die dagelijks zijn schuld meerder maakt, en al wat dagelijks inkomt toch reeds voor dien dag schuldig is, kan uiteraard nooit ook maar het allergeringste inhalen, maar raakt ook met de uitnemendste bedoelingen, steeds verder en verder achteruit. tevens

in

intreden. hij

zijn

ligt

Iets

waar

opgesloten, dat ook een ander zondaar nooit voor ons kan

Want

iemand, die zelf reeds ondergaat en wegzinkt, hoe zou broeder immer kunnen verlossen? Hij zou zijn rantsoen nooit

kunnen geven. Hiermee is dit eerste punt dus afgedaan. Onder de zondige menschen, en anders zijn er niet, is geen plaatsbekleedend middelaar ooit te vinden. Nu echter werpt de Catechismus de belangrijke vraag op: Zoo dan al de zondige mensch geen rantsoen kan aanbrengen, zou er dan geen ander onzondig schepsel kunnen zijn, dat hier voor den gevallen mensch opkwame? Dit kan niet op de dieren, maar moet op de engelen slaan. Want wel wierden de dieren in den offerdienst des Ouden Verbonds als plaatsbekleedende zinnebeelden geslacht, teneinde aan de oude kerk de verlossing, die in Christus Jezus is, af te schilderen; maar profeet na profeet, psalmist na psalmist heeft in den naam des Heeren, Israël steeds gewaarschuwd, om deze zinnebeelden of symbolen toch nooit voor het wezen aan te zien. „Neen, offerande en brandoffers had de Heere niet begeerd." „Het bloed der stieren en der bokken kon niet verzoenen." Het was niet naar het bloed van var en ram dat door de gerechtigheid des Heeren Heeren gedorst werd. Bij dieren kan van zonde geen sprake zijn. In dieren is geen zedelijk leven, waarin trekken van het Beeld Gods staan, en reeds daarom is het

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's

E voto Dordraceno - pagina 104

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's