GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

E voto Dordraceno - pagina 113

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

E voto Dordraceno - pagina 113

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZONDAG

HOOFDSTUK

VI.

natuur en het karakter der zonde.

God

het bepaalde, en

's

101

I.

En overmits nu Gods

menschen natuur

is

gelijk

God

recht

is

gelijk

die verordineerde,

is, gelijk God haar, zoo ze ontstond, haar loop reden staat het nu ook vooruit vast, op wat wijs er alleen verlossing mogelijk is, en hoe de Verlosser zal moeten zijn die

en de loop der zonde

om

voorschreef,

die

deze verlossing teweegbrengt.

Dat nu deze Aanbrenger van heil een waarachtig, d. i. een wezenlijk, mensch zal moeten zijn, bespraken we reeds bij Vraag 14, maar hier dient er nog opzettelijk op gewezen, dat de Catechismus zoo volkomen juist zegt: „dat de menschelijke natuur die gezondigd had, voor de zonde moet betalen." Er staat niet, ,,dat de mensch die gezondigd had, voor de zonde boeten moest"; neen, maar ,,de menschelijke natuur"; en het echt

verschil tusschen deze

De Middelaar vleesch wierd,

twee zegswijzen springt

aangenomen

heeft niet

maar

in het

oog.

,,eenen zekeren mensch", toen

hij

nam aan

het vleesch en bloed der kinderen, en wierd alzoo onzer menschelijke natuur deelachtig. En ook Adam zondigde niet,

als

hij

we zoo zeggen mogen,

in

zijn

privé,

buiten

natuur om; maar het was juist de menschelijke natuur natuur wierd door onder

Alzoo

dan ook

God den Heere zonde

te willen

zijn in

menschelijke

hem, die on-

uitgaan.

zonde geweest en zondigden alle menschen die in het organisme van ons geslacht in kiem reeds inzaten, in hem, zijnde in zijn lendenen. En vandaar tevens dat de menschelijke natuur ook in de overige personen zich voorts nooit anders heeft kunnen openbaren dan verdorven, boos en slecht, gansch goddeloos en verloren; is

zijn

aller

vleesch uit vleesch en onrein uit den onreine.

Konden de verdere personen aan hun natuur ontkomen, dan zouden ze uitgaan. Maar dat kunnen ze niet en dat willen ze ook niet; altoos tenzij God ze wederbaart. En overmits ze nu van die booze menschelijke natuur niet alleen niet scheiden, maar ze integendeel minnen, streelen en liefkoozen, en er zich geheel mee vereenzelvigen, zoo is het dat zij allen om hun natuur gedoemd liggen, en tenzij ze van die natuur afkomen, vrij

voor eeuwig verloren gaan.

Zoo

dan die natuur de schuldige. Zij is de overtrederesse. Zij heeft afgekeerd en tegen den Heilige gesteld. En tegen haar moet dus ook het recht Gods en in dat recht de Goddelijke toorn zich is

zich van

God

keeren.

Dit wil zeggen.

God

de Heere heeft eene ordening voor de menschelijke

natuur vastgesteld. In die ordening menschelijke natuur daartegen

in;

ligt

zijn

heilig

zet die ordinantie

recht.

op

Nu

zijde,

gaat

de

en dringt

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's

E voto Dordraceno - pagina 113

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's