E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 338
Derde deel
XXXII. HOOFDSTUK
ZOND.
340
I.
menscli Christus Jezus, als God te prijzen in der eeuwigheid
onigezet in
de beschouwing van Jezus als een Godmenschelijken persoon.
De uitkomst toont dan ook, hoe deze richting volstrekt onmachtig gebleken,
om
chismus een einde
maken. Want wel heeft ze velen
te
uit de Gerefor-
meerde kringen weggelokt en allengs geheel aan hun Gereformeerde lijdenis "^
doen afsterven
maar nergens
:
be-
viel te bespeuren, dat ze de „zie-
onder de Gereformeerden, gelijk ze die gaarne noemde,
kelijke
richting"
genas.
Eer integendeel
reactie,
is
aan de geringschatting van het derde deel van den Cate-
het feit onloochenbaar, dat deze averechtsche
is
door de buitensporigheden waarin ze verviel, het kwaad verergerd
en de eenzijdige opvatting in vele Gereformeerde kringen verscherpt heeft.
^
Ook aan haar bleek toch, hoe ook punt van God naar den mensch te ders wel stijven in hun opzet, om
tot eiken prijs
van Gods werk
te blijven
geen
onze verlossing
in
wonde, maar verergert
zij
En
ze.
er steeds toe neigde,
om
het zwaarte-
verleggen, en dit moest de tegenstan-
wijst
hun
strijd
voor de eere
handhaven. Zoo geneest
men
er op, dat,
dank
ethische richting, dan toch velen, die zich aan een slordig leven
hadden, tot een ten
we
dit niet,
fi-isscher, zedelijker
opvatting gekomen
maar vragen op onze
^opzicht niet verre boven David
meer dan Cato een instrument
dan betwis-
of toch niet David oneindig
en
Gods hand
in
deze
gewend
beurt, of de heidensche Cato in dit
stond,
na geslacht aan
religieus leven in geslacht
zijn,
zij
men
te
is
gebleken,
om diep gevoeld
kweeken. Men
ziet
dan ook,
hoe de Ethischen, die zich eerst zoo gaarne als de echte zonen van Calvijn V,
aandienden, zich eerst met de Groningers verbroederden, en daarna
met de Modernen een vriendelijken groet wisselden, terwijl ze geëindigd zijn met de fiool van hun bitterheid het mildst uit te gieten juist over de Calvinisten.
Waar ook
wij onzerzijds voor de eere
van het derde deel van den Cate-
chismus opkomen, versta men dus wel, dat niets verder van ons
dan een poging,
om
onze verdere behandeling het zaadkoren der
bij
sche richting uit te strooien op den Gereformeerden akker. Veeleer
we *^
er
rond
voor
uit,
persoonlijk
ethi-
komen
dat de sterkste tegenpruttelaar tegen dit stuk der
Dankbaarheid ons altoos nog nader ethische richting; iets
ligt,
wat
zielsbestaan,
staat,
dan de uitnemendste tolk der
natuurlijk niet gezegd
is
met het oog op beider
waarover ons geen oordeel toekomt, maar met
het oog op de belijdenis, die ze verdedigen en het standpunt dat ze innemen.
De hoogmoed - zoo
ongelooflijk
zit
den
veel,
om
zondaar zóó diep in het hart, en het kost ons niet
in
naam, maar
in
der
waarheid, aan
God den Heere de eerste en de eenige plaats in het werk onzer zaliging toe
te
kennen en
te laten, dat
een eenzijdigheid, die naar de eere Gods
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's