E voto Dordraceno - pagina 462
ZONDAG
450
En nu vermeten we ons heiliger
drang
V.
beweren,
het minst niet te
in
dat
geen
er
deze voorstelling werkte. Meer dan wij,
geheel
achter
HOOFDSTUK
XVI,
opoervlakkige kinderen van een ondiepe eeuw, ons kunnen voorstellen, men van oude tijden her zich met duizend vragen in het hart bij
heeft
ook bij het graf van Jezus deze vragen als een stroom laten aanzwellen. Thans praat men in lichthartigheid over deze vragen heen; plaatst de zerk op de geopende groeve en keert huiswaarts zonder zich over de mysteriën van het graf veel te bekreunen. Ons leven is zoo wereldsch geworden. De vragen van het leven vergen zoo al onze aandacht, dat er voor de vragen die het graf doet opkomen, bijna geen oor overblijft. Maar hiermee is de dieper zin van vroeger dagen nog niet geoordeeld, en als we de vorige geslachten zich altoos weer zien het graf geplaatst, en
bezig houden met de vraag naar hetgeen er onder en achter het graf dan voegt het ons veeleer van hen te leeren, dan laatdunkend
schuilt,
over hen het hoofd
schudden.
te
Het graf omsluit metterdaad een ondoorgrondelijk mysterie, en vooral waar Immanuël in het graf wordt nedergelegd, staan we voor een verborgenheid waarvan men niet met een algemeene phrase af is. Want of we nu al opmerken, dat Immanuël zijn geest stervend in de
hand
zijns
Vaders beval; dat Hij den moordenaar betuigde nog dien eigen
sterfdag met
Hem
het Paradijs te zullen zijn;
in
den schoot der aarde
rustte,
—
klaar en helder inzicht te geven
dit
is
in
en dat zijn lichaam in
metterdaad
genoeg,
om
u
een
het ondoorgrondelijke dat hier plaats
greep ?
Vrijdagavond sluit Hij stervend het oog, en pas Zondagmorgen verrijst Hij uit het geopend graf; wat nu is er in dien tusschentijd gebeurd? Had de Heere in dien tusschentijd geen bewustzijn? en dan moet wel geantwoord ja, want hoe kon Hij anders met den moordenaar in het Paradijs zijn?
Was
er in
die
bange lange
ure,
dat Hij
in
het graf lag,
geen werkzaamheid? Welke band en betrekking bestond er tusschen de vaneengescheiden deelen van zijn wezen, zijn ziel en lichaam? Hoe bleef de band werken tusschen den Zone Gods en die in het Paradijs op-
genomen
ziel,
en
wederom tusschen
die ziel en dat in het graf besloten
lichaam? Welke bleef in die grafure de band tusschen Jezus en de zijnen? We zeggen niet tusschen Hem als Zone Gods en de zijnen, maar tusschen de zijnen en Hem als Middelaar? En zoo voortgaande, komt men dan vanzelf verder en gaat ook vragen:
Welke was
in
die
graf periode
de
betrekking tusschen den Heere en de vroeger ontslapenen; tusschen den Heere en degenen die hun oordeel wachtten; tusschen den Heere en de
macht van
hel en
dood
?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's