E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 52
Derde deel
XXVII. HOOFDSTUK
ZOXD.
54:
VIII.
ACHTSTE HOOFDSTUK. Anders waren uwe kinderen onrein, maar nu
zijn
ze heilig. 1 Cor.
Uit ons Doopsformulier
7:
14.
het derhalve volkomen duidelijk, hoe in dit
is
schoone stuk de te doopen kinderen voorkomen, niet als nog buiten alle •<
hun verdoemenisse
maar
als reeds
van
Godswege begenadigd door de inplanting van het onverliesbaar zaad
dei-
genade en ganschelijk
in
liggende,
wedergeboorte. Zoo toch spreekt ons Doopsformulier volstrekt niet enkel
maar evenzeer in de vragen aan de ouders, in het gebed vóór den Doop en de leer des Doops. Wie dus zegt, dat hij dit dankgebed in ons formulier niet mee kan bidden, moet heel dit formulier
in het dankgebed,
""
verwerpen moet den Kinderdoop varen de Gereformeerde kerken, die
om
zijn;
en ten leste breken met
laten,
geheel op deze Doopsbeschouwingj gegrond
daarna in Engelschen trant
ife^/iodis^ of
onder onze Nedeiiandsche
sekten Doopsgezind te worden. Iets wat natuurlijk niet gezegd wordt alsof
we
hiertoe
formulier,
manen;
veeleer strekt onze raad aan een iegelijk
Woord
mogen
des-
gedoopt, zonder dat daarbij
ondersteld wierd, en alsof eerst in den volwassene het
uitverkiezing
genadewerk Gods kon beginnen, dien zeggen we aan dat conscientie
in
de
gereformeerde kerken
hij
met geen
want
on-
ouds vlak het
te-
blijven kan,
van
Gereformeerde kerken beleden en leerden
ze
belij-
maar volhardt iemand
te toetsen;
niettemin in de opinie, dat een kind zou
eerlijke
het Doops-
de leer der Doopen en den grondslag der Gereformeerde
denis nauwkeurig aan Gods
< zijn
om
gendeel. Dit in
blijkt reeds
Art.
aanstonda
uit
onze Nederlandsche Geloofsbelijdenis, èn
15 èn in Art. 24. Uit Art. 15,
wordt, dat
hij
waar van den kinderdoop gezegd
„de erfzonde niet ganschelijk te niet doet en uitroeit;" een
vroeger door ons verklaarde uitdrukking, waarop
thans niet nader
in-
Doop ook in maar dan toch grootendeels te niet doet en uitroeit; iets wat zonder eene genadewerk Gods in het jonge kind ondenkbaar is. En evenzoo blijkt het uit Art. 24, waar gaan;
'
we
maar
die
dan toch duidelyk
te
kennen
geeft, dat de
het jonge kind de erfzonde wel niet ganschelijk,
beleden
wordt:
lo.
dat Christus bevolen heeft te doopen „degenen die de
ook de jonge kinderen, die men ten Doop presenteert eigendom van Christus," en dus als uitverkoren, voorkomen;
zijnen zijn" zoodat
hier als het 2o.
dat
,,
Christus voorwaar zijn bloed vergoten
heeft „niet minder
om
de
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
![E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 52](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/e-voto-dordraceno-toelichting-op-den-heidelbergschen-catechismus/1892/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's