GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

E voto Dordraceno - pagina 114

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

E voto Dordraceno - pagina 114

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZONDAG

102

VI,

HOOFDSTUK

I.

ook dat recht Gods weg. En vandaar dat op gansch begrijpelijke wijze die Gods nu schuldeischeresse tegenover onze natuur wordt, en dat

ordinantie dit recht

Gods

zich verzet tegen de menschelijke natuur en niet rust eer

het over haar kan triomfeeren.

Daardoor ontbrandt dan de toorn Gods, want het wordt de menschelijke En die toorn gaat op heel onze natuur, gaat op heel ons geslacht liggen; niet op ieder hoofd voor hoofd, ieder voor zijn eigen rekening, neen maar op heel de menschelijke natuur tegelijk, en eerst in die natuur op een iegelijk die er toe hoort of ze aan zich draagt. Vandaar dat dus ook de verlossing niet komen kan, doordien God de Heere dat deeltje toorn laat dragen, dat op ieder persoonlijk rust, maar dat hij, die verlosser zal wezen, dragen moet heel dien last des toorns Gods die op de zonde van het gansche menschelijke geslacht, of wil men op de menschelijke natuur als zoodanig rust, en uit deze oorzaak is het nu, dat wie het rantsoen zal bezorgen, zelf ook deze menschelijke natuur natuur of God, die de sterkste zal blijken.

dragen, en aan zich hebben, en

in

haar optreden moet.

Niet maar hebbende eene menschelijke natuur, b. ping,

zoo

Menno Simons leerde. Neen, maar Gods lag.

als

v.

door nieuwe schep-

diezelfde menschelijke

natuur, op welke de toorn

Evenwel dit is niet genoeg, en zoo ontstaat het mysterie nog niet. Zonder meer toch zou dan elk waarachtig mensch middelaar kunnen zijn. En daarom voegt de Catechismus er nu bij, dat deze Middelaar zijn moet niet enkel hebbende onze zelfde menschelijke natuur, maar ook zijnde in die menschelijke natuur nochtans zelf rechtvaardig. Een waarachtig, ja, maar ook een rechtvaardig mensch moet hij zijn. Dit nu dringt de Catechismus aan door de opmerking:

dat als zulk

een wel mensch, maar ook zelf zondaar ware, zulk een deswege geen

middelaar kon kon betalen. Stel

zijn,

u toch voor

ooit een

(des neen)

zekeren schat

dezen schat

hoofde

uit

om

hij

dan onmogelijk ooit voor een ander

dat zulk een dan door welk lijden ook

af te betalen verdienen

Saamvattende wat, zakelijkheid, vrij

maken

deelachtig

Gods

uit

den aard der zaak,

voortvloeit,

is

d.

i.

hij

al

nooit toe komen.

hij

uit

de ordinantiƫn en

het alzoo het moeten eener heilige nood-

dat de persoon die zondaars ontzondigen zal,

zij,

zou

besteden hebben tot afdoening van eigen schuld, en aan

te

de afdoening van eenige schuld voor anderen kon schikkingen

kon, dan

niet alleen

maar dat

hij

als

en

verdoemden

mensch onzer zelfde menschelijke natuur

tegelijk, en

dit

nu

is

het mysterie, weer, een

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's

E voto Dordraceno - pagina 114

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's