GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

E voto Dordraceno - pagina 140

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

E voto Dordraceno - pagina 140

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZONDAG

128

HOOFDSTUK

VII.

II.

nu maar van maken moet wat hem goed dunkt; neen, maar dan heeft

hij

dat geloof terstond zijn vasten vorm, zoodat het, straks uitkomende, uit

moet komen naar zijn aard. Ent op een wilden wingerdstam een stek van een edelen wijnstok, dan is er nog geen rank,- en nog geen uitbotting en nog geen blad en nog geen tros, en toch dat alles is wel terdege in de schijnbaar vormlooze stek reeds in en zal

aard

zijn

God

uit

de Heere

grepen en daad.

Hoe

in

God

er,

zoo ge slechts geduld hebt,

voortkomen. En zoo nu

is

ook

in

vasten vorm, naar

in

het geloofsvermogen, dat

bij de inlijving in Christus inplant, kiem aanwezig. Er komt niets meer

besloten en be-

alles bij

door

's

menschen

doet alles gelijk Hij alles schonk.

diep dit geloofsvermogen dus ook nog in de

ziel

schuile en

hoe

nog op het geloofsoog neerhangen, toch is ook zulk een geloof in Gods kind reeds al datgene wat de Catechismus er in roemt en uitjubelt, zoowel een zekere kennisse als een zeker vertrouwen. Dat worcf/ het niet pas later, maar dat is het reeds van meet af, evengoed als ook onder uw slaap uw gehoor het vermogen is, om de geluiden zoo en dicht de schellen

niet anders te hooren.

Vraagt ge nu of de vermogens die

geloof dan nu een nieuw soort orgaan

dit

uw

persoon

worden ontkend. Neen,

het

is

in

de schepping

niet

ontving,

zoo

is

naast

moet

dit

zoo dat een ongeloovige heeft twee

vermogens: verstand en wil, en dat nu een geloovige zou beschikken over drie vermogens: verstand, wil en geloof; maar heel anders, dat de Heilige Geest bij de inplanting van het geloof, een nieuwe hebbelijkheid én in het verstand én in den wil inbrengt.

Om

deze reden oordeelden dan ook sommigen, dat het juister en beter was, niet te zeggen dat het geloof een vermogen, maar dat het een inklevende hebbelijkheid is. Slechts houde men hierbij in het oog, dat het niet

twee afzonderlijke hebbelijkheden

en de andere van onzen

wil,

maar dat

zijn,

de ééne van ons bewustzijn

het geloof één eenige hebbelijkheid

wordt ingewrocht, en die alsnu uit de ziel gelijkelijk werkt én op ons kennen én op ons willen. Dienovereenkomstig beschrijft de Catechismus het geloof dan nu ook onder dat dubbele opzicht, en zegt dat het, wat ons bewustzijn aangaat, is, een zeker weten of zekere kennisse, en wat aangaat onzen wil, een zeker vertrouwen. Dit beduidt nu, dat zoodra het geloofsoog zien en het geloofsoor hooren gaat, er een werking inkomt, die zich openbaart én als een gewisse kennisse én als een onwankelbaar vertrouwen. is,

die onze

Bezien

we

ziel

beide afzonderlijk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's

E voto Dordraceno - pagina 140

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's