GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

E voto Dordraceno - pagina 406

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

E voto Dordraceno - pagina 406

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZONDAG

394

Zoo droeg

XV.

HOOFDSTUK

II.

dan onze zonde van zijn geboorte af. Hij heilig in zich zelf; onnoozel, onbesmet, van alle zondaren afgescheiden, maar dragende een vreemde schuld, die buiten Hem omging, maar die Hij, het Lam Gods, dat de zonde der u^ereld wegneemt, droeg. Deze schuld droeg Hij, niet wijl wij ze op Hem hadden gelegd. Wij toch zouden dit nimmer gedaan hebben, en óns ware dit een dwaasheid geweest. plaats.

Maar omdat zelf, als

Hij

ze op den Middelaar

was gelegd door God

Drieëenig, en Hij

zijnde ,,God te prijzen in der eeuwigheid", ze willig op zich nam.

Raad Gods, maar nam de Zone een mensch, maar 's menschen

Dit opleggen had in beginsel plaats in den eeuwigen

wierd eerst verwerkelijkt door de Vleeschwording. Toen toch

Gods onze menschelijke natuur aan;

niet

natuur; en die natuur gelijk ons gevallen geslacht ze alleen geven kon, hij ze van een gevallen menschdom alleen nemen kon, ingezonken en met de woeling des doods er in. Zoo wierd Hij dan geboren „heilig, onnoozel en onbesmet", naar zijn innerlijk wezen, maar naar den uitwendigen staat als een „schuldige" gerekend; „gerekend met de misdadigers"; ,,als een die veracht was en de onwaardigste onder de menschen"; gelijk een „op wien de toorn Gods

en gelijk

rustte".

Had Hij niet onze natuur uit het vleesch en bloed der kinderkens aangenomen, maar door schepping zich een nieuwe menschelijke natuur bereid, zoo ware Hij noch innerlijk met zonde besmet geweest, noch ook had Hij uitwendig onze schuld gedragen. Had hij niet slechts onze natuur, maar ook een menschelijken persoon aangenomen, zoo zou Hij zelf zondaar zijn geweest, en zou hem Adams schuld zijn toegerekend, gelijk onzer één.

Nu

Hij

menschelijken persoon, maar van ons onze natuur bleef

Hij

en ook niet een aannam, nu was en

daarentegen niet een nieuwe natuur schiep, in

maar droeg

zijn

Hij

innerlijk

wezen God, en daardoor

heilig

en onnoozel,

onze schuld.

Het Woord kon niet vleesch v/orden, zonder dat onze schuld op hem Dat hij, vleesch geworden, onze schuld dragen zou, was naar het bestel van Gods Raad, Niemand mag dus zeggen: „Het was een natuurnoodwendigheid; eenmaal onze natuur aannemende, moest Hij wel onze schuld dragen," Dit is niet zoo. Het aannemen van onze schuld was een daad van goddelijk rustte.

ontfermen.

Maar ook mag niemand zeggen: Hij had onze natuur kunnen aannemen en toch buiten onze schuld staan. Want immers een natuur, waarop niet Gods toorn rustte, hadden we niet te geven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's

E voto Dordraceno - pagina 406

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's