E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 478
Derde deel
ZOND.
480 uitbreking
in
XXXIVa. hoofdstuk
ongerechtigheid aangrijpt. Zelfs nu nog steunt de valsche
inbeelding van eigen braafheid, die ge lijken wereldiing vir.dt, hoofdzakelijk
'
ben toch geen
IV.
men
op de
Men
Tien geboden.
zegt: „Ik
ben geen echtbreker, ik heb geen moord begaan,"
dief, ik
en juist omdat
zoo menig onbekeerden fatsoen-
bij
Wet niet op die grove wijze schond, acht men Wet gerechtvaardigd. Op het Tiende gebod let Of liever nog men zegt: „Daar kan ik niets aan
de
zich door en tegenover de
men dan
meestal
niet.
komen
doen. Booze gedachten
kunnen we dan ook geven.
gelijk
dan den Heidelberger volkomen
niet anders doen,
standpunt
Zijn
vanzelf in mij op." Alles wel overwogen,
is
dan dat van Luthers
practisch juister
mag toegerekend; maar toch
Catechismus. Iets wat Luther wel niet
dank-
baar als een sjhrede voorwaarts, als zuiverder, en dus als beter Gerefor-
mag worden
meerd,
op
prijs gesteld.
van wat men pleegt
Dit leidt ons vanzelf tot bespreking ,
geboden wordt. Op de vraag toch, of
wordt
nu ook werkelijk
dit alles
in ligt,
wat
moet
hij
hechtte.
de
:
hier uit de Tien
geboden
zeer onderscheidenlijk ge-
antwoord worden. Toen onze Heiland met de Pharizeën
vond
noemen
de Wet, gelijk die in de uitlegging van den Catechismus
geestelijke kennis ya.n
afgeleidt, er
te
in aanraking
kwam,
een uitlegging van de Tien geboden in zwang, die zich aan de
Wie dus naar
de letter niet overtrad, ging
vrij uit
letter
en gold voor recht-
vaardig, ook al zondigde hij diep en veel tegen den geest der Wet.
Vandaar
Jezus' toornen tegen deze averechtsche uitlegging of eigenlijk mishandeling
van de Wet, waar
hij
dan syn geestelijke uitlegging tegenover
stelde.
De
zinnige gedachte alsof Jezus hiermee bedoelde een nieuwe Evangelische
tegen de
Wet van
ging meer. •'
wet
Sinaï over te stellen, behoeft voor onze lezers geen weerleg-
„G-ij hebt
geleerden er
on-
gehoord, dat van de ouden gezegd
van gemaakt hadden, en volstrekt
is,"
doelt op
wat God
niet op
wat Schrift-
zelf
op Horeb
geordineerd had. De wortel dezer geestelijke kennis, die Jezus bloot legt in de liefde voor God en den naaste, het
door
eerst
Testament
zelf,
God liefhebben met uw gansche
uw vermogen"; uzelven."
is
dan ook geen nieuw
iets.
dat voor
hem werd aangeduid, maar was ontleend aan het Oude met name aan Deut. VI: 5: „Zoo zult gij den Heere uwen hart,
met uw gansche
en aan Lev. XIX: 18: „Gij zult
Twee resumties
in het
uw
Oude Testament,
ziele
en met
al
naaste liefhebben als die
ook aan Jezus tyd-
genooten reeds zoo uitnemend wel als kort summier van de geheele wet be-
kend waren, dat de Wetgeleerde
uit
wat de inhoud der Wet was, hem gaf.
^
En evenzoo
liefde voor
is
Luc
X
:
25
v. v.
op Jezus' vraag aan hem,
letterlijk dit kort
summier ten antwoord
het een geheel onjuiste voorstelling, alsof althans de
den vijand een begrip was, dat aan de wetgeving door Mozes vreemd,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's