E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 355
Derde deel
>
XXXIT. HOOFDSTUK
ZOND.
maar,
redding,
geet van wien
het gevaar voorbij,
is
onbegenadigde geen kennisse heeft van voor,
•God
soms behaagt,
hart op
bede
verhooren,
te
jiiet
welks behoud
dat een
bij,
aangedaan,
heeft
God
zijn
hem hem passen, en zoo het en hem b. v. een hef pand,
hem geweest is, hem eigenvolle recht heeft, om in zijn
en alsof
hij
waar dan ten
te toornen,
slotte
nog bijkomt, dat
zijn
Eedding
uit
of doodsnood. Voorspoed in handel of bedrijf. Geluk
in
Een onverwachte
levensloop.
loterij.
erfenis.
Soms
zelfs een lot uit de
Ziedaar wat in deze kringen het sterkst het gevoel van Gods wel-
dadigheid opwekt; terwijl omgekeerd voor wat God ons in den Zoon
ner liefde gaf, voor
van
zijn
hem
de zonde in
hooger poogt op
te
legt,
vormend op
maar
zij-
zijner ge-
Zooals een kind er geen de min-
blijft.
dol
blij
is
en moeite
allerlei geld
zijn
karakter werkt, doorT-
door vermaan
bestrijdt, of
trekken,
werking
stille
vader in speurt, als die vader
zijn
opvoeding ten koste
kastijding
voor de
zijn geestelijk goed,
nade, het oog nog geheel gesloten ste liefde
aan
>
een schipbreuk, uit een brand, uit een ziekte. Af-
wending van gevaar zijn
}
zoo vurig bad, toch af te nemen»
hij
gevoel van dank bijna nooit anders wordt opgewekt dan door uitivendige
weldaden.
'
een besef, alsof God wreed voor
hij
onrecht
lijk
zijn
om
dat ziek werd, en
dan heeft
komt dan
"•
onwaardigheid. Het komt
zijn
dat deze weldadigheden Gods wel bü
zoo
om uit-
zoo spoedig weer dien God ver-
o,
redding heeft afgesmeekt. Daar
hij
357
soms sterk naar God roept
dat de onbegenadigde in den nood
sel,
IV,
hem
met een
en
tot beter
klein verjaarge-
schenk, of met eenuitgaansdag, of met een nieuw stuk kleeren, zoo ook staat de onbegenadigde tegenover zijn God.
van
wat hem
hartelijke liefde
tijdelijk,
daarvoor dankt
Nu moogt
hij,
God
hinderlijk te vinden.
niet,
te
hij
begenadigden
ge—
het wel zien, dat zijn kind daarin geniet, en zou het
hem
daarvoor
niet
dank
ook
zei;
al
ontgaat
dat zijn lieveling nog niets merkt van de veel teedere en
ook wil God de Heere voor dat uitwendig speelgoed, dat geeft, zeer
oog voor de diepere
natuurlijke
die
alleen
merken.
En
dieper liefde, die in heel zijn opvoeding en kastyding spreekt.
daaruit
En
oogenblik, een uitwendig genot aanbrengt,
en daarin weet hy Gods goedheid op
hinderen, zoo zijn kind
hem
zijn
ontzeggen. Als een vader zijn kind een uitgaansdag of
schenk geeft wil
hem
voor het
van
ge hierom aan deze dankbaarheid van den onbegenadigde niet
alle beteekenis
ge
om
zijn diepste liefde bespeurt hij niets. Veeleer neigt zijn hart,
manende en
het
Van Gods wezenlijke goedheid
dat
zeker gedankt
liefde, die in
God de Heere
het
zijn,
ook
al
hebben
werk der genade
zelf bij
Hij
genade, ook
zij
nog geen
schittert.
Dat
ziet
onze schepping deze aandrift tot
dankbaarheid in ons gelegd heeft en dat het
behaagt door de gemeene
zoo nu
aan de on-
bij
onbegenadigden,
Hem
kennelijk
dit gevoel
van
'
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's