GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 520

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 520

Derde deel

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

:

522

XXXIVÖ. HOOFDSTUK

ZOND.

maar

in het Fetichisme,

juist

omgekeerd

in het

III.

Monotheïsme moet gezocht

worden. de mensch eenmaal van den levenden God afgeraakt, dan neigt

Is

^

het

eerst,

zich

zelf.

zooals

om

Zelfaanbidding

Van

Beers zong

mijn eigen hart"

ivas

van

nieling

;

wel bezien

zelfs het eigen

„Ik heb alleen mij zelv' aanbeden, mijn afgod

:

men

en nooit zal

het diepste wezen, en de zelfver-

verstaan, tenzij

leeren

komt men van den levenden God

omdat de zonde

Satan

uit

is,

mensch aanstonds Gij zult als

of liever

God

nog

:

men

helder inzie, dat

Dat kan niet anders,

af.

en in Satan geen ander karakter dan van

zelfaanbidding dragen kan. Vandaar dan ook dat

\

wezen der zonde,

de drijfveer van zelfaanbidding werkt. Alleen door

achter alle afgoderij

zelfaanbidding

is

afgoderij

alle

hij

hoogste macht te gaan zoeken of in de natuur, of in

de

hij

tot zelfaanbidding poogt over te halen, door

Het Erïlus

zijn.

Gij zidt zelf

god

sicut Deus, d.

zijn, is

w.

z.

:

den

in het Paradijs

Gij zult als

zeggen

God

zijn,

dan ook de diepste wortel van

alle

^^--zonde en alle zonde is juist daardoor niets dan afgoderij.

Maar natuurlijk geen

rij •v

gevoel

nu

dit

in die

rust vinden.

uit

zijn

juist

naakte gestalte van zelfaanbidding kan de afgode-

Om

reden

drieörlei

aard gemeenschappelijk.

niet.

Men

Vooreerst

saam

wil

zoo de zelfaanbidding zich op de

de

is

ken,

En

dus alleen denkbaar,

een of andere wijze veruitwendigt. In

tweede plaats staat de machteloosheid van den mensch aan die

aanbidding in den weg. Minder ^

religieus

wordt onmogelijk gemaakt, zoo ieder zichzelf aanbidt. Die

gemeenschappelijke en onderlinge zelfaanbidding ^

is alle

iets vereeren.

nog

in

onzen

tijd

zelf-

en in onze landstre-

waar de macht over de natuur en over de gebeurtenis zoo groot

is

geworden, maar zeer sterk in die tijden en streken, waar de natuurelementen zich zoo machtig gelden deden en nog doen, en waar hongersnood, onderlinge krijg en pestilentie gedurig als een ontzettende

zwakke menschen, heenkomen En ten derde '

alle religie

ligt er in

macht over

ons,

het denkbeeld zelf van

een zekere drang en neigingom van ieisawders af

te

hangen, en

juist dit gaat tegen de zelfaanbidding in.

Om

was het volkomen natuurlijk, dat de mensch, die uit het verloren paradijs, nog met de heugenis van den eenigen waarachtigen God, de wereld inging, er het eerste toe kwam, om de rijke ^

die velerlei oorzaak

machtige Natuur

als zijn

anderen vorm thans weer

god te gaan beschouwen. Een afgoderij, die onder is

teruggekeerd in de aanbidding der natuurwet-

ten, en die in de loochening van het wonder haar vijandschap toont

genover dien God

die

Heere ook van de Natuur

zonken lag het voor de hand, dat

Natuur

zijn blik iets

men van

die

is.

Eenmaal

hierin

te-

vei'*

algemeene gedachte der

scherper ging richten op iets dat in die natuur het

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's

E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 520

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's