E voto Dordraceno - pagina 34
ZONDAG
22
HOOFDSTUK
II.
van God, en nooit van den mensch
komen
lichten
goede gaven,
alle
altoos door het kanaal van
in
Van boven, van den Vader Fontein en
uit
's
menschen
wil,
der
haar alleen vloeit
goed. Maar, en hier dient wel op gelet, dat zedelijk
alle
is
zelf.
uit die
I.
goed
vloeit
en deze wil van den mensch
nu een zoodanig kanaal voor Gods goede gaven, dat de mensch zelf het werk Gods meewerkt; niet als iets dat bij Gods werk bijkomt;
dan toch zou er weer een deel goeds niet uit Hem, maar uit den mensch komen; doch zóó, dat het werk Gods deze wilswerkzaamheid des menschen onderstelt en gebruikt.
En
wilswerkzaamheid
dan
is
zijn wil
die
maakt dat de
Ook uw
dat een mensch
het,
in
tweeërlei
hij
zijn
spoor van die
kan wil
geestelijke
geestelijk
gemaakt en geenszins
leven v/ij.
positie
des Heeren kan staan. Hij kan namelijk zijn
Wet
des Heeren laten loopen, en
instrument en kanaal voor het invloeien van
Of ook en dan is
uittreden
Wet
in het
gave.
lijke
komt
nu
hiervandaan
tegenover de zedelijke
zijn
wilswerkzaamheid
Gods
geeste-
dat spoor laten
uit
een dam, een weerstand, een verhindering,
gave
uitblijft.
is niet uwe schepping. De Heere heeft ons Ook de aard van ons geestelijk aanzijn is dus
door Hem bepaald, en alleen dan wanneer ons geestelijk leven leeft naar den levenswil, dien God, de Heere, er voor gaf, kan het tieren en bloeien. Leeft het naar die wet niet, maar gaat het er tegen in, dan verdort en verschrompelt het en gaat dood.
Het wordt dan zwak, ontwricht
Doch
zijn
van
ons
slap,
krank en ontsteld, en reeds
inwendig
leven,
is
dit
ontaard en
op zichzelf diep
ellendig.
hier blijft het niet bij.
Immers, ook
al
Wet hem
gaat de mensch tegen de
Wet
des
Heeren
in,
toch
achtervolgen; en waar hij meende op zijn zondigen kunnen houden en zijn zonde te kunnen beperken tot een gedeeltelijk kwaad, stuwt de innerlijke kracht van die Wet des Heeren, die in ons inwendig aanzijn ligt, ons op dien zondigen weg voort en voort, en dwingt ons om van de ééne ellende telkens onwillens en ongemerkt in nog dieper zedelijke ellende af te glijden. Voeg hier nu bij, wat we straks reeds aanstipten hoe dit weerstaan van „de Wet voor ons inwendig leven", ook uit „de wet van ons uitwendig leven" ons tot een vijand maakt, en dan vanzelf allerlei krankheid, ongemak en levensverwoesting na zich sleept, en ge zult gevoelen, hoe die wet des Heeren, zoodra ge haar schendt en aanrandt, letterlijk een onweerstaanbaar machtig werktuig wordt, dat u van alle zijden met zijn raderen en haken aangrijpt, meesleurt waar ge niet wezen wilt blijft
weg
die
halt te
en vernielt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's