E voto Dordraceno - pagina 491
ZONUAÜ
HOOFDSTUK
XVII.
479
II.
Zoo en niet anders hebben al onze godgeleerden het toegelicht. En met name aan Comrie komt de eere toe, van dit kostelijk stuk onzer
Calvijn.
rechtvaardigmaking helder en klaar
Doch
nu, en dit
is
te
hebben uiteengezet.
we
het waarover
de Middelaar hier tusschen beide met en hebben
we
te
thans handelen moeten, nu komt zijn
sterven,
vragen, hoe deze tusschenkomst
en zijn opstanding,
zij.
Het besluit van onze rechtvaardigverklaring in een raad des welbehais niet een hoofdelijk besluit. D. w. z. het is niet een besluit, om eenige losse personen te rechtvaardigen, maar om deze personen in zulk gens,
een verband
te
rechtvaardigen, dat ze
één lichaam van
saam gerechtvaardigd worden, saam
rechtvaardigen vormen, en
gerechtig hoofd. Dit
is
het,
dat
ze
niet
wel
dat
onder
gerechtvaardigd
eenzelfde
zijn
dan
in
Christus.
Het
dus niet alzoo, dat er eenerzijds zeker aantal personen
is
zijn
ge-
rechtvaardigd, en dat nu daarnaast en daarbij de Middelaar opkomt. Neen,
maar ze
zijn
hun rechtvaardigverklaring zelve
in
Middelaar ingezet, onder
Hem
gerechtvaardigd dan omdat ze
En
als in
in
Christus,
dien
in
hoofd gerekend, en niet anders
aller
Hem gevonden
óók, deze rechtvaardigmaking heeft in
worden.
Gods eeuwigen
raad
niet
plaats gehad, zonder gelijktijdige voorziening in den eisch van het recht,
maar
zoo,
Gods ge-
dat tegelijk het volle rantsoen ter voldoening aan
rechtigheid in dien raad des welbehagens vaststond.
Er
alzoo
ligt
Christus.
bij
deze rechtvaardigmaking een dubbele band aan den
Eenerzijds daardoor, dat in Christus het rantsoen vastlag, dat
Gods
recht zou betaald worden. En anderzijds doordien al deze doemschuldigen die rechtvaardig verklaard wierden, onder Christus als hun hoofd in één lichaam waren ingezet.
aan
Gods raad
wijst niet alleen
middelen daartoe. En zoo )o.
is
het einddoel aan,
er in dien raad niet
de rechtvaardigverklaring van
inzetten
van deze
in
3". het
schept
doemschuldigen;
Christus en het stellen van allen
onder Christus als hun hoofd; en Christus aan
uitverkoren
maar
na elkaar, maar in
één
ook 2o.
zou.
Niet maar één van deze drie; noch ook elk dezer drie op zichzelf;
Eén
goddelijke
in
het
lichaam
vastleggen van het rantsoen, dat
Gods gerechtigheid brengen
deze drie saam en
de
tegelijk:
maar
onderling verband.
gedachte als openbaring van ééne goddelijke Barm-
hartigheid.
Of nu dat rantsoen Christi reeds gebracht was deed er niet maar goddelijk zeker en vast was, dat het zou komen.
het
toe, indien
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's