E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 625
Derde deel
37 XXXVI. HOOFDSTUK
ZOND.
627
VII.
beantwoord. Ze geldt uiteraard niet den „verklarings-eed" maaralleen den
van
eed
en hierby nu moet als regel vaststaan, dat een belofte,
belofte;
die onder eede
bezworen
zoo van achteren
blijkt,
niet
we
men
leiding verkeerden, dat tig
is,
dat
mag
en niet behoeft gehouden
te
worden,
het afleggen van dien eed inzelfmis-
bij
ons onvrij maakte, of dat de zaak ongerech-
was. Altoos dus weer naar denzelfden regel, dat er voor een geldenden
eed drieërlei veieischt wordt: waarheid in het gemoed, bekwaamheid tot
den eed, en zaaksgerechligheid. Dit wordt nu natuurlijk niet gezegd,
want het spreekt
of laksheid aan te moedigen,
slapheid
zekere
om
vanzelf,
dat het breken van een onder eede gedane belofte nooit op eigen voordeel uitloopen of door zelfzuchtige bedoelingen kan gemotiveerd
mag
den eed geldt altoos en op elk punt de doelen, en niet uzelven, ja, dat ge
Gods
regel, dat ge
wat uzelven aangaat,
Maar
eede gedane belofte te breken, zeer
ztjn.
In
moet
be-
schade
liever
om
desniettemin moet er zeer zeker op den plicht
eere
zelfs een
lijdt.
onder
gewezen worden, omdat men
stelliglijk
anders gevaar loopt, den eed, die alleen Gods eere bevorderen mag, tegen
Gods eere
te
misbruiken. Stel
iemand had
v.
b.
in een
blik onder eede beloofd, dat hij zijn dochter uit zou
goddeloos en onzedelijk mensch;
slecht,
dan spreekt het toch vanzelf, dat zulk
een eed niet geldt, niet bindt, en dat zich
onnadenkend oogen-
huwen aan een
hij
door toch dien eed uit te voeren,
tweeden male voor God bezondigen zou, eerst door zoo roeke-
ten
loozen eed,
in
een ongerechtige zaak,
en ten tweede door nu, ter wille
van dien roekeloozen eed, deze ongerechtige zaak uit te voeren. Zoo hoort
men soms van iemand, nog weinig aan de ren
b.
modern
V.
tot inzicht
eed
hechtend, onder eede beloofd heeft, zijn kinde-
Maar nu bekeert hy zich, hy komt merkt, dat zyn kind modern te laten op-
opvoeden.
te laten
van de waarheid,
voeden, zonde voor God
aangaan van een gemengd huwelijk,
die bij het
religie
is.
hij
En nu
spreekt het toch vanzelf, dat zulk een
kan en mag binden, en zoo
niet
hij
er zich
aan
hield,
hem
dubbel
schuldig zou stellen.
Nog voor korte jaren kwam soortgelijke quaestie bij de Doleantie ter sprake. Van Synodale zijde beschuldigde men toen de mannen, die met de Hiërarchie braken,
gedane
belofte,
van beloftebreuk;
voor het kerkegoed
hun
dat ze
dan dat
alle rechtsbegrip
ten eenen male was
van eed en teloor
hadden een plechtige gelofte op bij
geschil
en,
weer
met de hoogere
waar
ze zich op
stelden, eischte
beloften breken zouden.
gekeerd
len
te
belofte
Wat nu bii
grond van
men juist om-
loonde
dit anders,
de Ethischen en Synoda-
gegaan? De kerkvoogden
te
Amsterdam
schrift onderteekend, dat ze het
besturen,
kerkgoed
nooit anders dan op rechterlijk ge-
wijsde zouden overgeven. Deze gelofte mochten ze natuurlijk niet breken.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's