E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 496
Derde deel
ZOND.
498 doodt;
wat
in
XXXIVö. HOOFDSTUK VIL wat
ze afgeschaft is; en
zin
dies
meer
zij,
mag nu
niet
gehandeld, omdat de Catechismus dit onderwerp afzonderlijk aan de orde
vraag 114 en 115, na afloop van de Tien geboden.
stelt in
Maar wel moet, eer de bespreking van het eerste gebod met ons volgend hoofdstuk een aanvang neemt, hier ter plaatse een kort woord in'
gelascht over consciëntie. Geen onderwerp toch
zijn oorzaak, dat
meegegeven, thans veelszins tot een middel wierd,
val
om
de zielen van God af
En
trekken en los
te
nu opgevat, doet de consciëntie
zoo
waarover meer ave-
de consciëntie, die ons door God als schutsengel, na on-
in zonde, is
zen
bod.
is er,
omloop zyn; en deze verkeerde denkbeelden
denkbeelden in
rechtsche
maken van zijn gegeen goed, maar sticht te
kwaad.
ze
Niet toch als vrucht van Schriftonderzoek,
maar
als product, vooral
van
de Kantiaansche philosophie, heerscht thans tamelijk algemeen, ook on-
y der Christenen van rechtzinnige belijdenis, de onware voorstelling, alsof ons „geweten" een soort in ons hart geschreven zedewet was, waarop we onder
omstandigheden
alle
veilig
metterdaad zulk een consciëntie
zoo
voor
loopen, nooit
al
in
te bezitten, die heeft
Gods Woord
niet
Alle raad of vermaan van ouders, wijzere personen of kerk
van noode. is
konden afgaan. Wie zich nu inbeeld
is
iemand overbodig. En ook kan hij zeer wel zedelijk zuiver hij een God-loochenaar. Immers, zijn consciëntie laat hem
den steek. Voor welk geval
ook
hij
staat, zijn consciëntie geeft
een onfeilbaar getuigenis, en zegt hem Doe dit, of laat dat. Wel verbinden de meeste personen dit getuigenis van hun consciëntie :
nog met de gedachte aan Gods alwetendheid, en verstaan er onder een inspraak van God in hun hart. Zelfs zegt men dan, dat „geweten" is, iets weten met een ander ; en vat men dit dan op als een verdan
eerst
mogen
der
afleiding resultaat,
ziel,
van het dat
om
ge alzoo
enz.;
consciëntie
te
of
weten.
Maar vooreerst
zou het dan
zijn,
is
meer
al
geweten eenvoudig hetzelfde
beteekent. Letterlijk
deze
tot het
daad
als een
het door ons
stomme e van afviel; terwijl het voorvoegmaken hebben met ge in ^ebuur, gemaal-gezel
later de
niets zou te
maar eenvoudig een
uitdrukken,
saam met God
woord minstens onzeker, en komt men
van ons bewustzijn gewetene, waar dan sel
iets
versterking,
d.
is.
hier een „zeker
gelijk in gelukken, gelooven, gelijken, gevoelen enz.
weten" zou
En ook
af-
zekere, afleiding, toont de uitkomst,
gescheiden van deze, nooit volkomen dat wie eenmaal in zijn geweten een soort oppersten wetgever begroet,
zoolang
varen
hij
laat,
nog
gelooft, daarin
wel
zijn
God
zijn consciëntie, als zijn eigen
kennen wat goed en kwaad
is,
zelfs
eert;
maar, zoodra
hij
menschelijk vermogen,
tegen God overstelt. Het
is
God
om
te
dan juist
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's