E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 465
Derde deel
XXXIVa. HOOFDSTUK
ZOND.
trekken
en zoo was het volkomen natuurlijk, dat
en
de
ook
in het gestoorde zedelyk leven
menschelijke
;
van den mensch de hem ingeschapen
zedewet nog telkens voor zooverre uitkv^am,
van
nog
zijn zedelijk leven
467
II.
iets
als de ruïne of de
van de oorspronkelijke
puinhoop
lijnen en trekken
verried.
Hiermee ging echter gepaard een gestadige achteruitgang. Een gebouw, dat eenmaal ruïne werd, verliest telkens meer van
Van daar
volkomenheid.
van de
zijn oorspronkelijke
dat er nu twee lijnen gingen loopen
de ééne
;
den mensch aanzeggende, welke zedelijke eischen terstond
traditie,
na den val nog gevoeld werden, en dus nog waarneembaar waren en de ;
andere die der werkelijkheid, aantoonende hoe de mensch
telkens meer aan die oorspronkelijke overblijfselen der wet ont-
bestaan
kwam
Zoo
zonk.
in zijn feitelijk
staan, evenals het
dus de wet als een uitwendige wet tegenover bij
een doctor
is,
die
aan asthma
lydt,
hem
en die nu wel,
in zijn boeken kan nalezen, hoe de geregelde ademhaling zijn moet, die in
en
zijn
om
streeft,
door allerlei kunstmiddel zijn ei^tn gebrek-
ademhaling weer aan de wet der ademhaling
Op
zedelijk
gebied
doen beantwoorden.
te
ontbrak echter aan die kennis van de zedewet
baar, in wiens zedelyk gestel
men na kon
van het niemand
moest. Allen waren ze afgeweken
leven
zedelijk die
goed deed
Wat men
voelde, <en
ging
al
;
zijn
zien,
hoe de normale werking
in zich zelf
onduidelijker ;
nog van de wet spreken, wijl
zijns
door
;
was
men
zedelijk zoo bitter ziek
en die uitwendige zedewet die door wetge-
was wel
luidde de ééne maal heel anders dan de andere
alle vastigheid
er
zedelyken levens ge-
ver en zedemeester aan den kranke werd voorgehouden,
maar
;
ook niet één. Zoo moest er dus verwarring ont-
abnormaal was geworden
ker,
alle
Er was niet één enkel normaal zedelijk mensch meer beschik-
vastheid...
staan.
maar
ademhaling deze normale wet niet meer terug vindt,
eigen
nu naar
die er
kige
te
iets duidelij-
maal verloor daar;
en ondermijnde elk vertrouwen. Vandaar dat beide
waar was, zoowel wat de apostel bende, zichzelven een wet waren,
zegt, dat de
als
Heidenen, geen wet heb-
hetgeen dezelfde apostel getuigt, dat
de Heidenen vreemdelingen waren, verstoken van de woorden Gods.
Gebeurt het nu echter, dat God de Heere, die ons als zedelijke wezens, •en
daarmee
deze
in
zedewet,
ons
de
zedewet
rechtstreeks aan
tegelijk schiep, iets,
wien
hetzij,
(wat dan ook) uit
openbaart, dan spreekt het
vanzelf, dat dit uit de zedewet geopenbaarde niet alleen dien éénen mensch,
of dat ééne volk, maar
al
wat mensch
is,
geldt. Niet
omdat
HiJ er dit
bij
zegt, noch ook omdat de vorm der openbaring dit aanwijst, maar eenvoudig, omdat het iets is uit de wet van ieders zedelijk bestaan. Toen dus God de Heere op den Sinaï rechtstreeks aan Israël een vaste bepa-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's