E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 368
Derde deel
ZOND.
370
Soms
heendolen.
elders
zonder
vormt,
zinsnee
Een kwaad dat
staat.
XXXII. HOOFDSTUK
men weet wat
dat
in de andere halve zinsnede
weren
dat
is,
men
óf de
psalmen
ze opgezongen worden, duidelijk en
ze, eer
worden voorgelezen. Doch ook hiermee
kwaad nog
het
is
overwonnen. Men richt thans zangvereenigingen op en oefent de aan-
niet
komende jeugd
in de
schoone zangkunst. En
een koning of koningin naderend,
maar
te stotteren,
niet
men God den Heere te zingen. I
een regel, die slechts een halve
alleen daardoor te
van buiten kent, óf wel, dat onderwijzend
Y
men
zelfs zingt
VI.
behoorlijk te spreken,
om
om
naderende, zich ook de moeite geeft,
Het toenemend gebruik van het
hakkelen en
niet te
het alleszins
is
behoorlijk
orgel in de Christelijke kringen
de kringen van Gods volk de wereldsche piano
grond
deed treden,
om
orgel en de harp
het
Maar toch ook met dat kunstmatige en Een nachtegaal zingt
gered.
niet
dat
billijk,
bevordert dat dan ook ongemeen, en het ware wel te wenschen, dat in
men
uitnemend. Zooals
dit is
zijn best doet
meer op den
al
weer
in eere te brengen.
zingen
liefelijke
onberispelijk zuiver,
spreekt geen Gode toegeneigd hart; en dit toch
men
achter-
de zaak nog
is
maar
in zijn
zang
allen prijs en lof
blijft bij
des Heeren de hoofdzaak; de onmisbare voorwaarde; het allereerste waar-
van moet uitgegaan. Want schoone klanken mogen vaardigen,
zonder
< vraagt God
iets
liefhebben zult
meer klagen ze u anders.
met
heel
hart en heel
en lofzingen, waar geen toon van de spreekt,
in
zonde, "N
dat
is
ziel
Gode een gruwel en u
men
in
'den nachtegaal recht-
mensch aan. Van u
dat ge ook in
wil
Hij
uw
als
tot
uw
uw psalmgezang Hem En al uw psalmeeren
en geen warmte van het hart een zonde. Een zoo stuitende
onze bedehuizen, na elk psalmgezang, dat wierd op-
de Dienaar des Woords
hij
zijn
opvoeding ware daaraan wel
van menschenlippen zoo
lief,
iets
opvoeding, zoo
kens wel zingen
maar nalaat
er
leert
steeds
te doen.
woord
maar wel kan
;
men
en nu
is
om
telken male
te leggen.
God de Heere
dat Hij zich ook uit den
en der zuigehngen lof heeft bereid der
oprichten,
zinnen op zetten,
zingt en medezingt, zijn hart in zijn
het werk
den Heere
gedurig de gemeente op deze zonde wijzen, en
een iegelyk kan voor zich zelf er dat
om God
vragen, voor de zonde in dat psalmgezang begaan. Tegen
kwaad nu kan men wel geen vereeniging
dat
mensch
ziele.
gezongen, wel opzettelijk in den gebede mocht gaan, verzoening te
als
Ook
aan
te
de
heeft den lof
mond
der kinderen
het stellig tekortkoming in
in huis en op de scholen de kinder-
op de maat en den klank van hun keel op
bij
dringen,
verfijnt,
dat het hart in het woord
meega.
Op
dit
punt van het loven en prijzen des Heeren
is
vooral de Openbaring
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's