E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 500
Derde deel
XXXIVa. hoofdstuk
ZOND.
502
komt
ons ik
tot de conclusie, dat het
VII.
geraden
ons beter weten voor
is,
dien lust of die neiging te laten wijken. Daartegen protesteert dan op het
oogenblik
'S
of daarna onze consciëntie, en handhaaft in ons de wet^
zelf
we weten goed te zijn, wat ook mag wijken. En zoo is
dat hetgeen
nooit voor eenig belang, eenigen lust
of
deze consciëntie in ons een redmiddel
door God aan den zondaar medegegeven, demoralisatie. Verhardt
hem,
in
hij
zich
zwakker spreken
al
zwijgt eindelijk geheel
;
hier
om hem te bewaren
laat zich
nog slechts nu en dan hooren
en dan zegt de Schrift, dat
;
voor geheele
tegen, dan gaat die heilige drang
nu
;,
zulk een de con-
bij
sciëntie is toegeschroeid.
Vraagt
<
men dan ook
wie de actie der consciëntie eigenaardig thuis
hoort,
dan dient geantwoord, dat Adam, zoolang
stond,
deze actie niet kende,
de gegevens in zich,
doen komen.
te -V
bij
om
ook
zoodra
al
hij
droeg
viel, die
nog buiten zonde
hij
krachtens zijn schepping
hij,
conscientiewerking tot stand
Moet evenzoo geantwoord, dat
de gezaligden in den
bij
hemel deze consciëntieactie volstrekt ondenkbaar
En moet evenzoo
is.
volgehouden, dat zulk een consciëntieoordeel ook aan den Christus geheel
wat geheel overeenstemt met het feit, dat de Christus er zich nooit op beriep. Vraagt ge dan ook wanneer we zelven voor het eerst met onze consciëntie kennis maakten, dan was dit altoos, toen we vreemd was;
^ voor tie <
iets
het eerst, als kind, in bewuste zonde vielen. Eer niet.
ontwaakt
eerst
bij
een rechterlijk vonnis, en van een rechterlijk vonnis
waar een schuldige
is.
Zoolang dus
Adam
niet
is
geen sprake, dan
schuldig stond, ging er in
de vierschaar van zijn hart geen oordeel over zijn persoon
gezahgden
is
De consciën-
den zondaar en door de zonde. De consciëntie geeft
uit.
Onder de
zulk een rechterlijke uitspraak in de consciëntie even vol-
strekt ondenkbaar.
En
bij
Hem,
wiens
spijze het
was
altoos den wil zijns
Vaders in de hemelen te doen, kon het zelfbewustzijn geen vonnis der consciëntie slaan.
Want wel
dient
vooraf spreekt,
toegestemd,
dat
de
consciëntie
bij
den zondaar ook
en waarschuwt tegen de zonde, en zoo vaak van zonde
afhoudt; maar dan was toch wel terdege de zondige neiging of lust reeds in
ons werkende, en het
is
vonnis ons terughield van het uitvoeren der zonde in de daad-
door dit
Maar nooit merkt ge van
<
hierover dat de consciëntie vonnis velde, en
uw
consciëntie
iets, tenzij
of de neiging tot
eenige zonde in u aanwezig werkt, of eenige zonde door u bedreven werd, of ook
uw
in solidair
Want
consciëntie revolteert tegen een zonde van anderen,
verband
met wie ge
staat.
vraagt men,
of de
consciëntie
dan toch ook
werkt, dan kan zeer zeker, gelijk Paulus in
Rom.
II
:
niet goedkeurend
14 leert, het
gewetea
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's