E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 622
Derde deel
27 XXXVL hoofdstuk
ZOND.
624
VIL
ZEVENDE HOOFDSTUK. Maar zweer: Zoo waarachtig
als
de Heere leeft!
in waarheid, in recht en in gerechtigheid
len
zich
Hem
de heidenen in
Hem
zoo zul-
;
zegenen, en zich in
beroemen.
Jeremia 4:
De
praktijk van den eed
den loop der eeuwen eerst kerkelijk, en
is in
ontwikkeld;
pas daarna staatsrechtelijk
2.
en
het
is
met name het oude
canonieke recht, dat ten deze den weg wees.
"^
Deze canonieke rechtsontwikkeling nu ontspon zich
mia
in recht
en in gerechtigheid. Een uitspraak die
voor den eed gevorderd werd: ,
•^
uit
wat we
IV: 2 lezen: Zweer: „Zoo waarachtig als de Heere leeft!" in
hem
die
zwoer,
20.
lo.
men dan
in Jere-
ï/jaar/zeirf,
zoo opvatte, dat
hem
waarheid in het bewustzijn van
een recht inzicht in de beteekenis van den eed,
en
een gerechtige zaak, die niet tegen het heilig karakter van den eed
S'K
in-
druischte.
Zwoer iemand
hij
een moord niet gezien had, dien
dan ontbreekt de waarheid
zag,
ders zegt dan
^
dat
v.
b.
.jiontbreekt
hij
in zijn bewustzijn,
overmits
denkt. Zweert iemand die niet recht
het recht in den zwerende,
En ook zweert iemand om
zijn
omdat
hij
niet
bij
hij
iets an-
hij
zinnen
weet wat
aandeel in een gestolen goed op
wel
is,
dan doet.
hij
te eischen,
dan ontbreekt de zaaksgerechtigheid, daar gestolen goed onheilig is en geen eed gedoogt.
Daargelaten nu de vraag, of de aangehaalde woorden terdaad juiste
deze drieërlei onderscheiding rechtvaardigen,
woord
bij
en of deze
zoo moet toch toegestemd, dat
zijn afgeleid,
drie alle elementen, die den eed beheerschen, inzitten.
Jeremia metuit het
feitelijk in
deze
Logisch daarente-
men ze zoo niet opstellen. Vooreerst toch gaat twee voor één. Eerst weten, of iemand tot den eed bekwaam is, en eerst daarna men moet
gen kan
komt de zweert,
vraag, of
den eed
hij
naar waarheid zweert, en of de zaak, waarover
toelaat.
En
ook,
tot meineed in
hij
den eigenlijken zin des
woords wordt een eed alleen gestempeld door het ontbreken van waarheid in het gemoed; en niet door
onbekwaamheid voor den
het zweren in een zaak die geen eed toelaat. Wie ,
eed
en
toch zweert,
hem zweren is,
laten,
en nog minder
is
eed,
onbekwaam
noch door is
onvoorzichtig en nog onvoorzichtiger zijn
maar
tot
den
zij
die
er volgt volstrekt niet uit dat zijn eed valsch
is er, bij
ontstentenis van toerekenbaarheid, sprake van
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's