E voto Dordraceno - pagina 245
ZONDAG
X.
HOOFDSTUK
IV.
233
Maar denk nu eens wel na. Hoe ter wereld zou een natuurkracht vanzelf kunnen werken? Waar zou die wet dan toch zijn? Neem zoo b. v. de zwaartekracht die maakt dat een stuk hout dat ge los laat, noodzakelijk op den grond moet neervallen. Waar is dan nu die wet? Is ze in het hout? Neen! want alle voorwerpen die zeker gewicht hebben gehoorzamen er aan. Is die wet dan altoos doorgaande? Antwoord: Neen, want in het luchtledig werkt die wet niet. Waar ter wereld zou die wet der zwaartekracht dan kunnen zijn? Ze is niet als een landswet geboekt in eenig Staatsblad en is ook daar dus zelfs niet aan te wijzen. En al neemt ge dus aan, dat de kracht van de stof geheel onderscheiden is, en dat in die kracht iets inligt, dat haar werking bepaalt, zoo blijft dan toch nog altoos de vraag open en over, waardoor en hoe dit iets, dat deze kracht tot kracht maakt, en dat andere iets waardoor die kracht gestuurd wordt, werken en tot stand komen. En op die vraag nu is geen ander antwoord te geven, dan dat het ook bij deze natuurwetten evenzoo gelegen is als bij de landswet van de Overheid. De Overheid moet niet alleen eens de wet geven, maar ook voorts haar bestendig, door haar overaltegenwoordige ambtenaren,
werkzaam
maken, of ze werkt niet. En zoo nu ook moet God de Heere niet slechts eens zijn natuurwet geven, maar Hij moet ook voorts overal en alomtegenwoordig door zijn mogendheid, of wilt ge door zijn „gedienstige geesten", deze natuurwetten handhaven, werkzaam maken en in stand houden. Alle kracht die in de natuur werkt is alzoo mogendheid Gods, en alleen omdat er nu in God geen willekeur is, maar zijn krachten en zijn mogendheden naar een bepaalde orde werken, en alzoo gestadig een gelijksoortige en gelijkmatige werking doen, ontstaat die regelmatigheid en die vaste werking der natuurkrachten, die wij natuurwetten noemen. Werkte zijn kracht nu eens zus, dan weer zoo, er zou geen natuurwet te ontdekken vallen.
Maar omdat er in God bestendigheid is, en Hij zich zelven gelijk blijft, daarom zijn ook de werkingen van zijn mogendheid onderling volkomen aan elkaar gelijk, 't zij ge ze waarneemt in Zweden of in Tonkin, of 't zij ge ze waarneemt voor vijftig jaren of nu. Het
is
altoos, het is rusteloos de
ééne zelfde mogendheid Gods, die eenmaal besloten heeft,
in bepaalde voorwerpen altoos en onafgebroken, op deze en geen andere wijs te werken. Valt er dus een steen, dan valt die, omdat God hem naar beneden trekt. Loopt het staal naar den magneet, dan geschiedt dit, omdat God in die beide deze werking gaande maakt. Brengt een electrische draad een teeken over, dan is het omdat God langs dien draad op datzelfde oogenblik die kracht werken laat en die zóó doet werken, als hij werkt. Kortom buiten God is er geen natuurwet. Alle natuurwet bestaat alleen in Godes
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's