GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 508

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 508

Derde deel

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

510

XXXlYb. HOOFDSTUK

ZOXD.

We

sonen, principieel, op voet van gelijkheid.

Daarom ook

heet

hij

wil;

Gode

als

van

iets

onzen naaste

dit grijpt

maar

willen het wel zoo;

het

onze naaste ook boven

legt; en nooit ligt dit in

De hoogmoed, de

trots en de zelfverheffing

op

onwaar. Onze naaste

is

staat,

gaat, altoos naast ons, nooit, hoven en nooit onder ons,

om als persoon naast toe, om deze verhouding,

ons onder God. Gewend alzoo

komen we

zoo

er

naaste de ware staan, zooals

nu ook op God toe

is,

we

licht

om Gods

nooit anders plaats, dan

hem

zijn autoriteit

zoodanig.

als

staan naast onzen naaste.

Want wel kan

onze naaste.

ons en over ons staan, maar

I.

te passen,

wat hem aan-

maar

en tegenover God is

staan

te

die tegenover

tegenover onzen naaste staan. En toch

met

staat

hij

onzen naaste

onzen

gaan

te

hiermee reeds

de zonde der verloochening van God als God voldongen. En juist daarom het

blijft

\

dan

hier

niet

Immers tegenover onzen naaste voelen we

bij.

vanzelf de neiging in ons opkomen,

meer dan

hij

gezag bekleed

maar mag

te zijn. Dit

of ook

zijn,

nooit

dat opzicht moet

om hem

nu mag en moet

onder ons te brengen en iets natuurlijk,

waar ons meerdere talenten

wat de verhouding van persoon

hem

dit

den naaste anders

bij

hem,

boven

ook

we

dat alles zich

om

zelf in

o,

zei ven als

ons

om

Gods

te

brengen.

onze

om

komt, en wij

En zoo wordt het

middelpunt van de Schepping gaan

om

spil

ons draait. Tenslotte dus een onttronen

stoel te

gaan

Tot dan eindelijk de Sa-

zitten.

zal, gelijk hij

maar

men God nederval-

één oogenblik wilde aanbidden.

in dit

gebod dan ook nog

te

eenigszins zonderlinge vorm, dat er niet staat:

loochenen," dat

hij

neigt,

ons rondom ons bewegen moet; wij de

Alles wilde Satan aan Jezus geven, indien

hem

Het eenige wat

maar

zonde er toe

wensch opkomt, dat men ons aanbidden

tanische

aanbad,

alle

zetten, zoodat hij onder ons

te

het overige het rad dat

van God,

lende

omdat

het dan zoo voor de hand, dat wij deze zelfde wijziging

ligt

laatste, dat

gevoelen; al

juist

onze verhouding tot God pogen aan

in

dan ten en

Doch

blijven staan, op

En daarom

voet van volkomen gelijkheid. Mensch naast mensch. naaste, en wij zijn naaste.

toevertrouwd

tot persoon betreft. In

altoos naast ons en wij naast

hij

wanneer we met zijn

of ook niet: „Gij zult u niet als

het

heet

;

,,Gij

zult

verklaren overblijft, ,,Gij

God

zult Mij als

is

God

de

niet

in mijn plaats zetten,"

geen andere goden voor mijn aangezicht

hebben."

Toch

is

ook deze vorm van

dit eerste

Gebod doorzichtig genoeg.

Hoe toch de mensch ook woele tegen schepsel.

Daar kan

ge eeuwiglijk. Dit

hij

niets

aan doen. Dat

nu brengt mede, dat

zijn zijt

er in

God

in,

hij

blijft

daarom

ge nu eenmaal, en dat

uw

blijft

diepste besef een neiging

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's

E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 508

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's