In de schaduwe des doods - pagina 154
meditatien voor de krankenkamer en bij het sterfbed
146 Keligie is en blijft altoos een zoeken, een minnen, een innig in ziel vereeren van het Eeuwige Wezen. God de Heere, en Hij alleen, blijft voor alle echt en waarachtig geloof het middelpunt van ons zielsverlangen. Hem is het te doen. Aan Hem ontleent het echt geloof zijn
de
Om
wezenlijke kracht. Niets op aarde, niets in den hemel bij Hem waardig en geen vuriger lust te kennen, dan om in allen angst te schatten, dat, en dat en alle pijn nabij den God onzes levens te wezen alleen, is de heerlijke zielsuiting van alle waarachtig uit God geboren ;
—
geloof.
Uit Hem is zulk geloof geboren, en daarom trekt het rusteloos naar Hem toe. Daarom schreeuwt het en dorst het naar den levenden God, gelijk een hert schreeuwt naar de waterstroomen. Voor zulk een is God zijn deel, zijn heil, zijn eeuwig goed. En er is geen ruste voor het onrustig en fel bewogen hart, eer het rusten kan in Gods eeuwige liefde. Natuurlijk zoekt dan zulk geloof den Middelaar en bij dien Middoch nooit anders dan als middel delaar de vergeving in zijn bloed om tot God te genaken. Niet om bij den Middelaar te blijven staan, maar om door Hem tot God te gaan, door wien we de toeleiding ;
hebben verkregen.
Vandaar dat de echte minnaars des Heeren altoos vpeer naar de Psalmen grijpen; maar dat de lieve vrienden, wien het meer om een Medicijnmeester voor hun zielskrankheden te doen is, zich meer aan voelen getrokken door de liedekens van Sankey. Want in die Psalmen, daar vindt ge óók van verlossing gehandeld, daar jubelt de ziel óók over den Middelaar; maar toch is en blijft het in die Psalmen, onder drang van nood en dood, altoos weer een roepen naar den levenden God, een onstuimig ijveren om door te
dringen tot zijn heilige gemeenschap. Neen, de psalmist is niet iemand, wien het in de eerste plaats om een zalig plekje in den hemel, om eigen lijfs- en zielsbehoud te doen is, en die waant door een reeks van goede werken zijn rekening met te kunnen vereffenen. psalmist ademt boven de wereld uit. Hij tuurt door het gordijn der zichtbare dingen door. Hij kent en zoekt daarom den Eenige, den Eeuwige, die zich achter het geschapene verbergt en boven al het geschapene verheft. Diep in de ziel is hij ontzet en aangegrepen door de majesteit
den hemel
De
des Heeren Heeren. Bij Hem vergeleken, geacht;
is
al
en juist daarom weet
wat de wereld biedt minder dan niets dat geen creatuurlijke macht, die
hij,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's