In de schaduwe des doods - pagina 169
meditatien voor de krankenkamer en bij het sterfbed
161
En
al
komt
er in
benauwdheid en doodsstrijd dan ook nog zooveel weg te zijn, nooit mag daarnaar het lot
bestrijding, ja al schijnt alles
Toor eeuwig afgemeten. Want, zeker, het is iets, o, zoo. heerlijks, als er een rijk, een getuigend, een jubelend, een bijna profetisch sterfbed zijn mag. Maar ook zulk een triomfantelijk en vertroostend sterfbed is louter genade, en ook in het verleenen van deze genade blijft de God van alle ontferming vrij.
Het inhalen op het sterfbed van wat in dagen van kracht en welstand zoo roekeloos verzuimd is, gelukt dan ook bijna nooit. Schijn bedriegt hier. Want wel zijn er lang niet zoo weinigen, die onder de schaduwen des doods tot doorbreking, tot ruimte en tot geestelijke versmelting komen; maar bij verreweg de meesten raakte dit alleen de geloofsverzekerdheid. Ze hadden reeds lang het spel voor ernst uitgeruild. Dorst naar de gerechtigheid brandde hun, o, zoo lang reeds op de lippen. Buiten den Heiland wilden ze niet. Alleen maar, ze bleven over de toeƫigening onzeker, en hun ontbrak de vreugde des persoonlijken geloofs. Niet het geloof, maar de vreugde er van. Ze zochten de zekerheid langs een weg, die er niet toe leidt, en ze zagen voorbij, dat de zekerheid tot de natuur zelve van het geloof behoort, en daarom alleen uit het geloof zelf opkiemt in het verbrijzeld hart.
En
is
men eenmaal
in deze stroomen van twijfelingen en
bekom-
en leeft men in een omgeving, die deze slingeringen aanmoedigt, en hoort men een prediking, die er geen bestier voor geeft, ja, dan blijft het bij deze kinderen Gods soms tot in hun laatste dagen een angstig vragen, en breekt lang niet mernissen
zoo
zelden
hun
ziel.
meegesleept,
eerst
kort
voor
het
sterven
het
volle
licht
door
in
Niet alsof eerst op dat late oogenblik de eerste genade aan hen besteed werd. Die genade werkte reeds lange jaren. Maar nu eerst vallen de schellen van de oogen, en zieti zij het licht.
Voor het overige daarentegen heerscht er bedden een dotfe, geestelooze toon, en staat
bij
maar
al
te
er op, o, zoo
veel sterf-
menig graf
een zielaangrijpend vraagteeken. Wat was dit sterven? Een ingang in het eeuwige leven, of een voor eeuwig verzinken in de banden der helle en des doods? Dit maakt het dan ook zoo verklaarbaar, dat men, vooral als de geneesmeester zegt dat er geen hope meer is, nog zoo vaak een laatste poging aanwendt, om den stervende tot zijn Heiland te roepen. 11
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's