Encyclopedie der Heilige Godgeleerdheid - pagina 304
Deel een. Inleidend deel
Afd.
296
Ook
30).
(p.
Theologie die
Hfst.
2.
§ 96. G.
III.
Planck's streven
bij
PLANCK.
J.
zijn theologische studiën
in eere te herstellen, eenerzijds
de
is
tegenover de „Schwarmer ",
de „Piëtistische Bewegungen" nog overig waren, en ook
uit
nu nog beweerden
dass es
,,
mann
wenn
würde,
,
um
überhaupt besser stehen
die Religion
niemals
eine
gelehrte Wissenschaft daraus
gemacht hatte " en anderzijds tegen hen die uit ,, Gleichgültigkeit und Verachtung", op het voetspoor der Aufklarung, aan de Theologie ;
de deur wijzen
(p.
wedergeborene
Theologie
dender"
64),
(p.
Den
39, 40).
eisch der Piëtisten dat alleen een
noemt
studeeren,
zal
omdat geloof kennis
„ein befrem-
hij
onderstelt en juist de Theolo-
gie deze kennis opspoort. Zeker, een uiterst oppervlakkig
meer daar Planck
te
Religiositat
derniss
1
ist'
argument;
Grad von
toegeeft, „dass ein gewisser
zelf
zum Fortkommen in der Theologie unentbehrliche Erfor(p. 71). Toch merkt men al spoedig, dat de eisch tot
„Wahrheitsliebe " voor Planck veel zwaarder weegt, en dat
opvat
als
voor
zijn
om
de verplichting onze Rede
waar
te
loochenen,
maken
te
men dus aandurven. Er moet
moet
wat we
al
v.
73
(p.
in
(p.
79).
,
zijn
„jene
aber auch keinen Zweifel
Met de nieuw opgekomen verdeeling
Exegetische, Systematische, Historische en Practische Theologie
dweept Planck. „Es der
der
divisionis
,
in
dass diese Eintheilung
lasst sich leicht zeigen,
Theologie ihren sehr guten Grund
schaft selbst heit
der Natur der Wissen-
in
der Beschaffenheit der Kenntnisse
Zwecks hat
"
(p.
eenvoudig rusten
89) laat.
;
waarbij
,
und
Ja zoozeer voelt
de Apologetiek onder de Exegese thuis
dan de Apologetiek opvat
als
in
der Eigen-
echter het principium
hij
hij zelf,
deeling toch weer niet voldoet, dat hij zich in bochten
om
niet in staat
dem Nachforschen
ruhige Unerschrockenheit vor Zweifeln, die bei
ungeprüft verachte^'
deze
Allen twijfel
den theoloog
in
der Wahrheit vor keinen Zweifel erschrickt
v.).
hij
dat deze
moet wringen,
brengen; waartoe
te
hij
„ die Wissenschaft der Beweise durch ,
welche das Göttliche Ansehen und der Göttliche Ursprung der heilige Schriften
daran
am
en Moraal
geworden
und der darin enthaltenen Lehren
.
.
.
gewissenhafteste gerettet werden kann " zijn bij
hem
gegen (p. 91).
allen Zweifel
Dogmatiek
reeds individueele „Glaubens- und Sittenlehre
(p. 117); terwijl hij de dusgenoemde „Practische logie " opvat als Theologia applicatrix (p. 119).
"
Theo-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1894
Abraham Kuyper Collection | 502 Pagina's
![Encyclopedie der Heilige Godgeleerdheid - pagina 304](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/encyclopedie-der-heilige-godgeleerdheid/1894/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1894
Abraham Kuyper Collection | 502 Pagina's