Vrouwen uit de Heilige Schrift - pagina 252
240
En zoo
hem
DRUSILLA.
Drusilla, die zich gestreeld voelde door de gedachte, dat een zijn oog op haar had laten vallen, wees niet aanstonds af. Wel bewilligde ze niet terstond. Maar toen
machtig landvoogd
Felix een Joodsch duivelbezweerder, met name Simon, op haar had afgezonden, liet ze zich door dezen sluwen makelaar, na weinig tegenstribbelen, belezen verliet in stilte het hof van Azizus en huwde ;
;
kort daarop met Felix. Een huwelijk alzoo, waaraan de dubbele zonde kleefde, dat ze gehuwd was met een Heiden, die niet den godsdienst harer vaderen beleed, en ten andere dat ze, terwijl haar wettige man nog leefde, hem verliet en zich aan Felix overgaf. Toch kon Azizus er weinig tegen doen. Macht dekte ook hier de misdaad. En Drusilla schaamde zich niet, om openlijk als de vrouw van Felix in het openbaar op te treden.
Omstreeks een jaar nu was ze gehuwd met dien heidenschen landvoogd, toen Paulus als gevangen man naar Caesarea kwam. Dit schijnt ook haar nieuwsgierigheid geprikkeld te hebben. Althans, toen Felix Paulus voor liet komen, zat zij er bij. Het gerucht van den Christus was ook tot haar doorgedrongen. En nu moest ook Di-usilla eens een man van die nieuwe secte zien, en hooren wat zulk een man wel vertelde. Nu^ ze heeft dit dan ook gehoord. In boeien voor haar staande heeft de apostel en getuige van Christus ook haar verkondigd, dat de star uit Jacob was opgegaan, en dat God Zijn volk had bezocht. Doch Paulus deed meer. Hij kende natuurlijk nog veel beter dan wij al de bijzonderheden van Drusilla's zondig leven, en het moest hem grieven in de ziel, dat een Joodsche jonge vrouw aldus het geloof harer vaderen schond, en ergeren meer nog, dat dit jonge meisje, door de verlating van Azizus en haar onwettig huwelijk met Felix, zoo ruw en roekeloos Gods gebod met voeten had getreden. En het was deze ergernis, die, in diepe verontwaardiging, den apostel ten slotte niets ontzien deed, en hem op de aangrijpendste wijze tot Felix en zijn Drusilla deed spreken van rechtvaardigheid, van matigheid en van oordeel. Van rechtvaardigheid, want het was breuke van recht en trouw, zoo als ze met Azizus had gehandeld. Van matigheid, want alleen wellust en zucht naar macht en weelde deed haar in zondigen echt
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1898
Abraham Kuyper Collection | 264 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1898
Abraham Kuyper Collection | 264 Pagina's