Briefwisseling tusschen A. Kuyper en Charles Boissevain - pagina 25
21 meester gemaakt, en zelf weder vertrokken gesloten
deur
wachters
heeft
geplaatst,
zijiidi',
slechts aan de biiiteazijdi; dar
die de bewoner, in ieder geval, zonder
bezit te schenden, uit zijne woning kan doen verwijderen, daar wordt het nog moeilijker den afwezigen indringer als bezitter, als feitelijkea houder iler enkele kamer aan te merken. Nog erger wordt het, als de wachters de hun opge-
eenig
dragen taak uiet eens ernstig vervallen. Tot
de beoordeeling
toedracht
naar
uit,
dat
de voormelde gegevens hier niet heeft plaats gehad eeue daad van wederin-
bezitneming, des
van eene in bezitneming komt zeer veel aan op de juiste
der feiten. Ik spreek dus slechts onder reserve mijne meening die als eigen richting afkeuring verdient, en dat de
tusschenkomst
burgerlijken rechters door eene possesoire actie of eene eigendomsrevindicatie
niet behoefde ingeroepen te worden. Men heeft m. i. in waarheid niet meer gedian dan een inpedimentum, een hindernis wegruimen, welke binnenshuis door een indringer was achtergelaten en den toegang tot een der vertrekken versj)erde. En het paneelzageti dan? Hiermede vergreep men zich aan zijn eigen deur;
immers aan de deur van een huis over hetwelk men door de gemeente der was aangesteld, niet aan <le deur van het Class. Bestuur".
als beheer-
Aan dit lange citaat mag ik zonder onijescheiden te worden, een nog sterker, maar lielaas, veel langer citaat niet, toevoegen. Daarom herinner ik n nog slechts aan het uitvoerig en grondig betoog van den ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij de arrondissements-rechtbank alhier in 1<S86 mr. H. F. baron de Koek in zijne conclusie op den aan dr. F. L. Rutgers gestelden eisch om aan „het class. bestuur van Amsterdam doende wat des kerkeraads is in de Nederduitsche Hervormde Gemeente te Amsterdam" stukken af te geven, die tot het kerkeraadsarchief behoorden. Welk betoog o. a. de strekking had aan te toonen (blz. 16 31 van de door mr. W. Heineken bezorgde uitgave), dat „het class. bestuur onder de gegeven omstandigheden krachtens de kerkelijke reglementen geen recht had, te doen wat des kerkeraads is". Daar de rechtbank reeds om. andere redenen dr. Rutgers in zijne weigering gelijk gaf, viel er op dit i:)unt geene rechterlijke beslissing. Maar in ieder geval zal toch ook voor u de conclusie van het Openbaar Ministerie wel eenige beteekenis hebben. Des te meer nog omdat ook de geestelijke besturen der kerk zelf feitelijk de juistheid ervan erkend hebben, door in 1SS8 en later de noodige maatregelen te nemen om de kerkelijke reglementen op dit pmit te veranderen. Door de zeer ingrijpende wijziging, die toen aangebracht is in artt, 9, 18, 38, 43 en 51 van het alg. regl., artt. 1 en 14 van het regi. voor de kerkeraden, en art. 47 van het regl. voor kerkelijk opzicht en tucht, zou ^/(«ns een optreden, als waaraan het class. bestuur in 1886 tegenover de kerkvoogdij zich schuldig maakte, ten deele althans gewettigd kunnen schijnen. Maar die wijzigingen zijn eerst in werking getreden ,
,
,
,
,
—
,
,
,
,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1898
Abraham Kuyper Collection | 56 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1898
Abraham Kuyper Collection | 56 Pagina's