De gemeente gratie - pagina 32
Tweede deel. Het leerstellige gedeelte.
OPLOSSING VAN ONGELOOVIGE ZIJDE.
28
vromen
om
misbruik maken,
schijn
verborgen zich aan
alle
en
te liegen
boos gespuis, en het onkruid van „de fijnen" der zaak één, en in hoofdzaak
en in het
te bedriegen,
sluwheid over te geven.
Het ontuig van het dan ook
is
in
den grond
het verschil tusschen beiden alleen
ligt
dat het „boos gespuis" zich meer werpt op wat de zinnen in het
daarin,
begeeren,
stoffelijke
de
terwijl
„fijnen"
zich
goed doen aan
te
allerlei
hoogmoed zijn de twee voortkankerende zonden, waarvan de ééne meer uit het lichaam, de andere meer uit de ziel voortkomt, en naar deze eenvoudige onderscheiding kan gezegd dat de gewone lieden van de wereld meer de zinlijke aandrift van het lichaam, de „fijnen" meer de geestelijke aandrift van de ziel volgen. Maar beiden vallen ze onder eenzelfde oordeel. Ze zijn verbasterd van de gewone menschsoort, en zijn daarom een hinder voor de gewone, brave, aberratie in het geestelijke. Zinlijkheid en
verdienstelijke burgers.
Deze voorstelling nu rust op het pseudo-dogma, dat (naar den gewonen mensch zichzelf ten maatstaf is), de soort menschen, waartoe
regel dat de
men
zelf behoort, is zooals ze zijn
moet; en dat wie aan de gewone ken-
teekenen van deze soort niet beantwoordt,
men, en wie niet
Zelf deugt
hetzij links of rechts, niet deugt.
men
is gelijk
zelf
is,
deugt
niet.
van de verdorvenheid onzer menschelijke natuur wordt op ten eenenmale geloochend. Erfzonde
is
en in
alle
zijn
vermogen werken. Niet dat men daarom
gereed, en pleegt in den regel goed te
O
belijdenis
standpunt
De mensch beheerscht
er niet.
eigen lot en toestand door zijn vrijen wil, en die vrije wil
altoos
De dit
omstandigheden precies zou
zijn,
is als
men
zooals
zijn
moet.
neen, ieder heeft zoo zijn gebreken, zijn tekortkomingen, zijn eigenaardig-
heden. Er hapert wel eens iets aan. Maar dat
zijn splinters, die
achtbaarheid van den persoon noch de eerbaarheid van
Ook met
al
kleine foutjes
die
is
en
blijft
men
zijn
noch de
karakter deren.
een goed, een braaf, een
deugdzaam, een achtbaar, een fatsoenlijk mensch. Elk mensch heeft nu
eenmaal
zijn
men
draagt
schuldgevoel,
komt
heeft,
zwakke in
zijde.
Dat hoort zoo
bij
ons menschelijk wezen. Dat
anderen en wil dus dat anderen het
men
zijn
Een enkel maal,
als
berouw, erkentenis dat niet
te
pas.
in
ons dragen. Maar
weg voor God verdorven men een „gemeen stuk"
heeft uitgevoerd, spreekt wel de consciëntie, doch
om
dra weer gestild te
worden. Maar op de knieën voor God te vallen en te erkennen dat in
zichzelf
man
niet
zitten,
een verloren zondaar
aan de orde. Dat
komt voor
zijn.
bij
in
de gevangenis
de brave soort menschen kan
Schuldgevoel kennen ze eenvoudig
klinkt het als pure dwaasheid in
men
zoo'n braaf en fatsoenlijk
goed voor de lieden die
voor hoeren en tollenaars, maar
daar geen sprake van
daarom
is
is,
hun ooren, dat
ze
niet.
en
hun toevlucht
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1902
Abraham Kuyper Collection | 692 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1902
Abraham Kuyper Collection | 692 Pagina's