Sociale hervormingen - pagina 176
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel I.
i66
ook indien de ongevallenrente gedurende eenigen tijd uitbetaald was. Mocht het geval zich voordoen, dat aan het bestuur der
Bank
nadat de bij art. 36 bedoelde uitkeering is bevolen dat de invaliditeit het gevolg is van een bedrijfsongeval, waartegen de invalide krachtens een der Ongevallenwetten verzekerd is, dan wordt onderscheiden. Is de aanwijzing tot ontvangst eens uitgereikt, dan wordt daarop niet teruggekomen het krachtens art. 36 uitgekeerde wordt dus niet teruggevorderd. Is de aanwijzing nog niet uitgereikt, dan wordt de uitreiking opgeschort; wordt daarna door het bestuur der Bank beslist, dat de invaliditeit het gevolg is van een ongeval, ter zake waarvan aan den invalide een rente is toegekend bij een krachtens een der eerst
blijkt,
;
Ongevallenwetten genomen
beslissing,
kan worden, dan wordt het bevel
waartegen
tot uitkeering
niet
opgekomen
door het bestuur
ingetrokken. Art. 36 regelt uitsluitend het geval, dat de jaarrente beneden het bedrag van f 26 blijft; daaronder valt niet het geval, dat het bedrag, waarmede de invaliditeitsrente de ongevallenrente overtreft, minder dan f 26 per jaar bedraagt. Is dus aan den verzekerde een invaliditeitsrente van f 170 en een ongevallenrente van f 150 toegekend, dan wordt ingevolge het eerste lid van art. 43 jaarlijks f 20 (behoudens afronding) aan invaliditeitsrente uitgekeerd; de ratio van art. 36 bestaat hier niet, daargelaten nog dat het uit te keeren deel der invaliditeitsrente grooter kan worden door vermindering der ongevallenrente. In § 113, derde en vierde lid, der wet van 1899 wordt aan de Versicherungsanstalten de bevoegdheid gegeven, indien de verzekerde stil zit, de vaststelling van de ongevallenrente, waarop deze aanspraak heeft, te vragen, niet alleen indien de invaliditeit veroorzaakt is door het bedrijfsongeval maar ook in het geval van § 48, eerste lid, n". 1 dier wet (art. 42 ontwerp). Dergelijke bepalingen zijn niet opgenomen in het ontwerp, vermits het belang van den verzekerde waarborg is dat hij niet nalaten zal vaststelling der ongevallenrente te vragen. In het geval van art. 42 krijgt hij, bij toekenning van ongevallenrente, onmiddellijk een hoogere uitkeering. Is art. 43 van toepassing, dan kan de invaliditeitsrente hooger zijn dan de ongevallenrente, die den verzekerde zou worden toegewezen. De verzekerde trekt dan niet dadelijk voordeel van de toekenning eener ongevallenrente, maar hij heeft niettemin belang bij de vaststelling. De ongevallenrente kan worden verhoogd of de invaliditeitsrente kan worden ingetrokken; de verzekerde kan ook later aanspraak op ouderdomsrente krijgen, zoodat art. 44 van toepassing wordt. Met het oog op het tweede lid van art. 68 der Ongevallenwet 1901 is de verzekerde dus in zijn eigen belang verplicht dadelijk de ongevallenrente aan te vragen, al weet hij dat deze lager zal zijn dan de invaliditeitsrente. Maar ook indien de verzekerde uit onverschilligheid stil zou zitten, bestaat er geen behoefte aan een
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's