Sociale hervormingen - pagina 182
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel I.
172
verkrijgen en om de verzekering geheel onthouden worden, maar het het belang van den verzekerde zijn Wenschelijk ware het, dat ieder, die
te
te
doen vervallen kan
niet
zal in vele gevallen niet in
daarvan gebruik te maken, tot de verzekering toetreedt, de storting voortzet, al wordt zijn positie van dien aard, dat hij, ware hij niet reeds verzekerd, niet aan den verzekeringsplicht zoude behoeven te worden onderworpen. De bepaling van het derde lid zal vele verzekerden terughouden van het vragen van ontheffing of van het doen vervallen der verzekering en in zooverre gunstig werken. In geen geval zou overigens de volle weduwenrente mogen worden toegekend. Hij, die gedurende een aantal jaren ontheven was van den verzekeringsplicht of die de verzekering deed vervallen en haar hernieuwde, krijgt in het stelsel van de artt. 33 en 34 eventueel een lagere rente, dan indien hij doorgestort had. Had de weduwe van een verzekerde, die ontheven werd van den verzekeringsplicht of die de verzekering hernieuwde na de vroegere verzekering te hebben doen vervallen, aanspraak op rente, dan zou ook haar een lagere rente dan 104 gulden moeten worden toegekend of zij zou in andere opzichten in minder gunstigen toestand moeten geplaatst worden dan de weduwe van den verzekerde, die de storting onafgebroken voortzette. Dit zou een ingewikkelde regeling noodig maken. Het verdient de voorkeur geen weduwenrente toe te kennen in de bedoelde gevallen, ook om benadeeling van het fonds te voorkomen. Of de ontheffing van den verzekeringsplicht verleend werd vóór of na het aangaan van het huwelijk, is onverschillig; hetzelfde geldt van de hernieuwing der verzekering. Verder zij opgemerkt, dat het derde lid spreekt van hem, wiens verzekering hernieuwd werd en niet van hem, wiens verzekering (na het vervallen der vroegere verzekering) niet hernieuwd werd. In het laatste geval kan van weduwenrente geen sprake zijn, omdat het eerste lid een rente toekent aan de weduwe van den verzekerde en daaronder valt niet de weduwe van hem, die de verzekering deed vervallen (en niet hernieuwde). Art. 51. Ingevolge litt. a heeft de weduwe geen recht op rente, het huwelijk gesloten werd nadat haar echtgenoot zijn zestigste levensjaar ingetreden was of na de toekenning aan haar echtgenoot van de rente, bedoeld in litt. a van art. 50 (zie art. 4 der wet van 9 Mei 1890, Staatsblad rf. 79). Het betreft hier de invaliditeitsrente. Was aan haar echtgenoot vóór het sluiten van het huwelijk ouderdomsrente toegekend, dan zou hij zijn zestigste levensjaar ingetreden zijn, zoodat op dien grond de weduw^e geen recht op rente zoude hebben. Daarom wordt ook niet genoemd de rente, bedoeld in litt. b van art. 50. De rente, bedoeld in litt. a v^an art. 50, is de rente, 7vclke niet ingetrokken werd. Wordt de invaliditeitsrente, vóór het sluiten
indien
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's